Nou, nou een toontje lager tegenover de Eeuwige mag wel

tekening van een man met achter zich een orthodox stel

Terug op mijn oude plekje in de kliniek voel ik me niet op mijn gemak. Ik mis de rijkswacht voor de deur. Wanneer ik in het ziekenhuis door de gang loop betrap ik me er zelfs op iedere keer weer achterom te kijken. Gelukkig is een bolhoed niet een veelvoorkomend verschijnsel in Leuven. Anders kreeg ik vast bij elke bolhoed die ik tegen zou komen een angstaanval. Ook na afloop van de dienst voel ik me ongemakkelijk onderweg naar mijn appartement. Wie weet wat er uit dat steegje tevoorschijn komt of wie zich schuilhoudt in een portiek.

Professor Zelig Zelmanovitch is een roman van
Lody B. van de Kamp
Verschijnt in feuilletonvorm in De Vrijdagavond
Aflevering 25

Ik vertel mezelf dat het gewone leven, na weken in afzondering, wel weer gaat wennen. Gelukkig eisen mijn dagelijkse werkzaamheden alle tijd en aandacht op. Het glas zit al in de nieuwe vleugel. Met het medisch team buigen wij ons dagelijks over de nieuwe protocollen die moeten worden opgesteld. Veel tijd gaat zitten in het voeren van sollicitatiegesprekken. Het is niet niks om een hele ziekenhuisafdeling uit te moeten breiden met 42 bedden. Met alles wat daarbij hoort. De leveringen en het installeren van de apparatuur loopt met horten en stoten. De ene keer ontbreekt er een onderdeel van Ericsson. De andere keer laat Philips ons weten dat er een vertraging is opgetreden in het productieproces. Dan roep ik luidkeels “Ach, hadden we toch maar naar Bolhoed geluisterd. Hij heeft ons toen andere leveranciers aanbevolen”.

Velvel en Zorach zitten tegenover mij aan mijn bureau. Hun hoeden liggen op hun schoot. ‘Ja, ze hebben Bolhoed nu wel opgepakt. Maar, professor, heb geen illusies. De kopstukken achter hem zitten nog steeds op hun fluwelen stoelen in de senaat in of bij het Assisenhof in Brussel. Vorige week is nog een van hen van de Federale politie uit het raam gesprongen.’

‘Uit het raam gesprongen? Hoezo?’ ‘Nou, ja de hele bolhoedzaak met die nazi-clubs in het oosten van het land zal de grond onder zijn voeten wel te warm hebben gemaakt. U moet niet vergeten dat de eerste zitting van het hof over twee weken gaat plaatsvinden. Dan komt vast en zeker het hele verhaal in de krant. Heeft u een abonnement op de Gazet? U gaat het allemaal lezen’.

‘Nee, ik heb geen abonnement op de Gazet. De New York Times is mijn krant. En die rechtszaak?’ Ik loop naar het raam. Ook dat mag ik weer. ‘Zie je de hijskraan die nu nog boven het dak uitsteekt? Morgen wordt deze ontmanteld. De bouw van onze kliniek is voor een groot deel voltooid. Over een aantal maanden worden de eerste patiënten opgenomen.’ Ik schuif weer aan het bureau. Dan is voor mij deze klus in ieder geval geklaard. En dat betekent dat professor Zelig Zelmanovitch heerlijk van zijn pensioen gaat genieten. Ik kijk er naar uit’.

Ik zak onderuit en vouw mijn handen achter mijn hoofd. ‘Betekent dit dat u naar Amerika teruggaat?’ ‘Nou nee. Nu nog niet. Maar die Bolhoed met zijn afperserij, een rechter die uit het raam springt, die Nazi-kroegen bij de kolenmijnen, de corruptie van de Belgen, het zal mij allemaal een zorg zijn. Voordat ik besluit wat ik werkelijk nog ga doen in dit aardse bestaan moet ik nog een belofte inlossen’. ‘Ah, de professor gaat een belofte inlossen’. Zorach kijkt mij bedenkelijk aan. ‘De belofte dat u elke dag weer tefillien gaat leggen, zoals u als kind deed? De belofte dat u weer alleen die dingen in uw mond steekt die wij als Jidden mogen eten?’ Ik ben in een goeie bui. En laat me dan ook niet van de wijs brengen.

‘Zo, reb Velvel en reb Zorach, gaan we die kant op? Wat toen was, dat is nu niet meer. En, ik kan me niet herinneren dat ík ooit beloofd heb koosjer te eten of drie keer per dag te dawwenen. Dat waren mijn voorouders in de woestijn.’ ‘Nou, nou, reb professor. Een toontje lager tegenover de Eeuwige mag ook wel’. Zorach lacht bij deze woorden.

‘Wij Jidden geloven dat toen we ooit aan de voet van de berg Sinaï stonden het hele volk, inclusief alle latere generaties, aan Hasheim beloofden de Toiro na te komen. En daar mag u zichzelf ook toerekenen’.  ‘Zorach, als ik al mijn post heb doorgenomen die nu voor me ligt, de afspraken die de komende dagen in mijn agenda staan ben nagekomen, de operaties die zijn gepland heb uitgevoerd en ook nog een keuze heb gemaakt over welk merk bedden op de afdeling moeten komen, dan ga ik eens diep nadenken over wat je me net hebt verteld. En na dat nadenken komt de belofte waar ik het over heb.’ Zorach ’s gezicht verraadt zoiets van “Nou, ik heb het met hem geprobeerd, maar het gaat nog niet lukken”. ‘Professor, wat is dan uw belofte?’

‘Toen ik begon aan mijn werk hier in Leuven heb ik mijn dierbare vriend Leibel, we hebben samen de naoorlogse jaren in en rond Antwerpen doorgebracht aan de Jesjiewe, beloofd dat we nog ooit een keer terug zouden gaan naar al die plekken die ons toen zo dierbaar waren maar waar ik afscheid van heb genomen. De Talmoed-school in Heide, de sjoels en sjtiebels in Antwerpen zelf. En natuurlijk de sjoel aan de Oostenstraat’.

‘En natuurlijk naar het concentratiekamp Fort Breendonk waar die Nazi’s ons naar toe hebben gestuurd. We hebben elkaar ook beloofd om samen nog een keer die lange reis door Europa te ondernemen. Terug naar Majdanek, naar Buchenwald en al die andere duistere oorden waar we op toch zo een wonderbaarlijke manier levend uit zijn gekomen. Dus dat eerst. Daarna ga ik eens nadenken over dingen die ik beloofd zou hebben, maar dan wel lang voor ik geboren was’.

De twee tegenover mij kijken me aan. ‘Leibel?’ vraagt Velvel. Weet u dan niet wat er aan de hand is?’ Nu is het mijn beurt om te vragen wat hier gebeurt. ‘Hoezo, wat is er aan de hand met Leibel?’ ‘Heeft Leibel u dan niet geschreven? Hij heeft toch een brief gestuurd?’ Ik rommel in de alsmaar groeiende stapel brieven. ‘Ja, dat is ook zo. Bij de laatste post die ik kreeg in mijn “gevangenis” zat een brief van Leibel.’

De ongeopende enveloppe heb ik nu weer in mijn hand. Hoe komt het eigenlijk dat ik deze toen niet meteen heb opengemaakt? ‘Uw vriend Leibel was bij de dokter in Antwerpen, hij voelde zich niet goed. Ook keelpijn. Zijn dokter heeft hem doorverwezen naar Leuven. Naar uw ziekenhuis. Dat was in de tijd toen u zelf niet beschikbaar kon zijn.’ ‘Leibel, ziek? Maar wat is er dan met hem?’ ‘Hier in uw kliniek heeft een arts, waarschijnlijk uw collega, ontdekt dat het niet goed zit. Er is iets ontdekt in zijn hals’. Ik grijp naar de briefopener in de pennenbak, steek deze in de envelop en scheur hem open. Ik ontvouw de brief, zie de hanenpoten en begin te lezen. Ik vergeet dat Velvel en Zorach nog voor me zitten.

(Wordt vervolgd)

Over Lody van de Kamp 97 Artikelen
Lody B. van de Kamp is rabbijn, schrijver en publicist. Naast het schrijven van historische romans (thema vooral ‘de Jood in de Tweede Wereldoorlog’) publiceerde hij ‘Over Muren heen’, over de kennismaking tussen de Moslim en de Jood in Nederland. Hij publiceert regelmatig in landelijke dag- en weekbladen en is actief binnen de stichting Said & Lody. Hij is één van de oprichters van Yalla!, een stichting die de beeldvorming in onze samenleving wil doorbreken. Lody is lid van ‘Amsterdam Inclusief’, negen meedenkers over het beleid van deze gemeente.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*