Vele jaren geleden was mijn moeder verantwoordelijk voor het versieren de soeka in de gemeente. Daarvoor bestelde zij bij de gemeentelijke plantsoenendienst gesnoeide takken. Een van die jaren werd er daags voor Soekot bij de Liberaal Joodse Gemeente aangebeld en zei de stem aan de andere kant: “ik kom de takken voor de soep brengen”.
Alhoewel ik niet denk dat de bewuste gemeenteambtenaar de voorschriften voor de soeka kende, slaat hetgeen hij zei toch nog ergens op, zeker in de klimatologische realiteit van Nederland. De vraag is namelijk, tot welke weersomstandigheden moet men in de soeka zitten? Als het hard genoeg regent zodat de pap bedorven is (in de soep is gelopen), mag men de soeka verlaten, aldus de misjna (Soeka 2, 9).
Feestdag der feestdagen
Als men de Tanach gelooft, is Soekot de feestdag der feestdagen. Volgens de lijst in Bemidbar (29, 12-34) worden de meeste dieren geofferd op Soekot. Soekot wordt trouwens zonder verdere uitleg “Chag” genoemd. De waardering van de feestdagen is in de loop der tijd veranderd. Godzijdank offeren we geen dieren meer en ik bid dat de tempelcultus nooit meer wordt ingevoerd.
Alleen al qua inspanning staat Soekot hoog op de lijst, zelfs zonder offers. De feestdag wordt gemarkeerd door twee mitswot: Het bouwen van een soeka en het samenstellen van een boeket van vier planten dat loelav wordt genoemd: “De eerste dag moeten jullie mooie vruchten nemen en takken afsnijden van dadelpalmen, loofbomen en beek wilgen. Zeven dagen lang moeten jullie feestvieren ten overstaan van de Eeuwige, jullie God. (…) Zeven dagen lang moeten jullie in hutten wonen, elke geboren Israëliet moet in een loofhut wonen, om jullie kinderen eraan te herinneren dat Ik de Israëlieten in hutten liet wonen toen Ik hen uit Egypte wegleidde. Ik ben de Eeuwige, jullie God.”’ (Wajikra 23: 40, 42-43).
Schudden van de loelav
beeld: Sarashira, WikiCommons
Het valt op dat er in de Tora geen aanwijzingen worden gegeven over wat we met de loelav moeten doen. Zelfs Ezra, die zich in de vierde eeuw voor de gewone jaartelling inspande om Jehoeda na de Babylonische ballingschap weer volgens de instructies in de Tora op te bouwen, verkondigde niets over het opheffen, laat staan het schudden van de loelav: “In de wet die de Eeuwige hun bij monde van Mosjee had opgelegd vonden ze opgetekend dat zij, de Israëlieten, tijdens een feest in de zevende maand in loofhutten moesten wonen en dat ze in Jeruzalem en in alle andere steden het volgende bekend moesten maken: ‘Ga de bergen in en haal takken van de olijfboom, de oleaster, de mirte, de palm en andere loofbomen om er loofhutten mee te maken, zoals is voorgeschreven.’ (Nechemia 8:14-15). De rabbijnse interpretatie van het in de hand nemen van de vier soorten planten in plaats van er een soeka mee te bouwen, is gebaseerd op de hierboven geciteerde gebiedende wijs oelekachtem uit Wajikra – “De eerste dag moeten jullie mooie vruchten nemen”, dat wil zeggen in de hand nemen. En zo ontstond de bekende traditie om de loelav in de hand te nemen.
Materiële loofhutten
Over de betekenis van de soeka bestond tot in de tweede eeuw verschil van mening. Volgens Rabbi Eliëzer waren de hutten “wolken van glorie”. Ze hadden een spirituele betekenis. Rabbi Akiwa daarentegen dacht dat het om aardse materiële loofhutten ging (Babylonische Talmoed Soeka 11b). In deze discussie kozen de rabbijnen voor de tastbare variant van rabbi Akiwa. Zij gaven soekot een messiaanse kleur door de keuze van de haftara voor de eerste dag Soekot uit het boek Zecharia. Volgens de profeet (Zacharia 14, 16) zullen de volkeren uiteindelijk naar Jeruzalem komen om Soekot te vieren en God te erkennen als Koning van de hele aarde.
Dan is er de uitdrukking “Soekat Sjalom”, de Soeka van vrede, zoals wij ’s avonds zingen in de tweede bracha na het Sjema, Hasjkiwenoe op Sjabbat en feestdagen: “en spreid over ons uw Soeka van vrede uit”.
Soekot verbindt ons met de doortocht van onze voorouders door de woestijn, met onze persoonlijke soekot-anekdotes, met het materiële hier en nu, met de spirituele kant van de soeka en met onze niet afhoudende hoop dat de goddelijke soeka van vrede spoedig en in onze dagen over de gehele mensheid uitgespreid zal zijn.
Chag sameach
cover: Shalom Koboshvili. Feast of Sukkot prayers. gouache on paper. 30.5×41 cm. 1938
Geef als eerste een reactie