Dat het joodse volk vroeger meerdere goden kende, wordt ons jaarlijks door de Haggada bevestigd: “In het begin dienden onze voorouders afgoden, maar nu heeft God ons tot Zijn volk gemaakt”. Soms vinden we nog overblijfselen terug uit deze heidense tijd in de Tenach zelf. Zoals ook in onze parasja.
Het lied van Mosjé
Het grootste gedeelte van deze parasja (Dewariem 32:1-43) is een gedicht dat “Het lied van Mosjé” wordt genoemd. In de Tora wordt het weergegeven in kolommen:
Bijbelwetenschappers zien in dit lied het oudste fragment van het boek Dewariem. De reden hiervoor is het archaïsche taalgebruik, maar zeker ook de goden die hier worden genoemd.
Allerhoogste en minder hoge goden
Vanaf vers 7 probeert de tekst uit te leggen waarom God (JHWH) begon met zo een klein volkje, iets wat niet echt past bij Zijn positie:
Denk aan de tijden van weleer,
verdiep u in het verre verleden.
Vraag uw vader ernaar, hij zal het vertellen;
vraag de oudsten en zij zullen verhalen.Toen de Allerhoogste land toewees aan elk volk
en de mensen ieder hun deel gaf
bepaalde Hij de grenzen voor alle volken
naar het aantal kinderen van Israël
Op de een of ander manier kreeg ieder volk een deel, maar het is nog niet duidelijk waarom God met het kleine joodse volk werd opgescheept.
Hoeveel volkeren?
Voordat we verder gaan wil ik even stilstaan bij “bepaalde Hij de grenzen voor alle volken / naar het aantal kinderen van Israël”.
Waarom wordt hier gesuggereerd dat de grenzen voor alle volken werden gezet naar het aantal kinderen van Israël? Volgens de Tora waren er minstens honderdduizenden kinderen van Israël. Zijn er dan ook honderdduizenden grenzen en volkeren?
Rasji gaat hier niet voor de eenvoudige uitleg (p’sjat) en legt uit dat met de “kinderen van Israël” slechts diegenen zijn bedoeld die naar Egypte afdaalden. Volgens de Tora (Bereesjiet 46:27) waren dit zeventig personen. In hoofdstuk 10 van Bereesjiet worden alle mannelijke (natuurlijk) nakomelingen van Noach genoemd en samen met Noach en zijn drie zonen waren dit er zeventig. Volgens Rasji was dit de basis voor de zeventig volkeren van de wereld. Dus het aantal kinderen van Israël op het moment van de Exodus kwam overeen met de denkbeeldige zeventig volkeren.
Rasjbam ziet in de twaalf stammen die het land van de twaalf Kena’anitische volkeren in bezit namen de uitleg van het aantal kinderen van Israël versus de volkeren. Ook deze verklaring is niet bevredigend omdat hier kinderen staat en niet stammen. Ook staat er gewoon volkeren en niet specifieke volkeren.
Waarschijnlijker is een bijbelwetenschappelijke verklaring, namelijk: vrome fraude.
Vrome fraude
De Septuaginta en fragmenten uit Qumran (4Q Deut J) hebben een ietwat afwijkende tekst. In deze bronnen staat er niet “naar het aantal kinderen van Israël” (למספר בני ישראל) maar “naar het aantal zonen van God” (למספר בני אלהים)!
De Allerhoogste of “Eljon” die hierboven vermeld werd was eigenlijk de naam die de Kena’anieten gaven aan de hoogste god in het pantheon.
De benee Elohiem of ‘godenzonen’ waren de demi-goden van het Kena’anitische pantheon onder leiding van El Elyon. Iedere ‘zoon’ van Eljon kreeg een volk als erfdeel toebedeeld en God (JHWH), toen nog een halfgod, kreeg Israël als volk toebedeeld.
De pasoek (vers) die hierop volgt, is dan ook beter te begrijpen:
want het deel van God (JHWH) is zijn volk
Jakob zijn toegewezen erfdeel
Ha’azienoe legt hier uit waarom de joodse God (JHWH) begon met zo een klein volk: omdat Hij dat toebedeeld kreeg van Eljon, de Allerhoogste God. Net zoals iedere god in het pantheon een volk toegewezen werd. En het totaal aantal zonen van El Elyon? Dat waren er zeventig!
Natuurlijk klonk dit te polytheïstisch in de oren van de latere schrijvers van de Tora. Daarom werd één woordje uit piëteit ‘omgeschreven’. Vandaag de dag blijft enkel het idee dat ieder volk een engel (niet een god) heeft nog voortbestaan.
Nog meer vrome fraude
Iets verderop, in pasoek 43, werd zowel een woordje veranderd als een zin gewist. Tenminste, als we de Dode Zeerollen mogen geloven. Het gaat hier om hemelse wezens die met God juichen en zich voor Hem neerbuigen. Deze hemelse wezens werden door latere schrijvers veranderd van ‘sjamajiem iemo’ (‘hemelse wezens met Hem’) gedegradeerd tot ‘gojiem amo’ (‘oh volkeren, Zijn volk’). Om de nadruk op ‘volk’ te leggen hebben ze dat woordje later nog maar eens herhaald. En de pasoek die vertelt over dat deze hemelwezens zich neerbuigen voor God werd in zijn geheel geschrapt! In feite hebben deze schrijvers de hemelse wezens de deur gewezen.
Hieronder heb ik het schematisch weergegeven van Dewariem 32:43:
Masoretische tekst | Dode zee rollen |
Juich, oh volkeren, Zijn volk toe | Juich, oh hemel(se wezens), met hem |
[ONTBREEKT!] | Buig, alle goden, voor Hem neer! |
Want Hij zal het bloed van Zijn dienaren wreken | Want Hij zal het bloed van Zijn dienaren wreken |
Hij zal wraak nemen op Zijn tegenstanders | Hij zal wraak nemen op Zijn tegenstanders |
[ONTBREEKT!] | Hij zal degenen terugbetalen die Hem haten |
En verzoening doen voor zijn land en zijn volk | En verzoening doen voor zijn land |
Heilige hartstocht
Het is mooi om te zien dat het nog steeds mogelijk is de wortels van het geloof van onze voorvaderen ergens anders te ontdekken, ook al werden deze teksten gemanipuleerd uit heilige hartstocht. Dit alles dankzij onder andere de Griekse Bijbelvertaling (Septuaginta) en oude Tora-fragmenten uit Qumran.
Geef als eerste een reactie