Wie moet je geloven en wie niet? Een antwoord op die vragen is in tijden van nepnieuws en politieke demagogie geen overbodige luxe. Het leek – ooit – zo simpel en overzichtelijk: we hebben publieke leiders en politici die het beste met ons voor hebben, en die laten zich mede leiden door wetenschappelijke raadgevers. Die raadgevers op hun beurt laten zich inspireren door het wetenschappelijke ideaal van onafhankelijk onderzoek, in het volle besef dat ze in hun moeizame proces van voortdurende onderlinge kritiek en bijstelling van meningen de absolute waarheid nooit zullen bereiken. En ondertussen leveren die exacte waarheidsliefde en verbeterdrift ons mooie wonderen op zoals auto’s en democratie en genezing van ziektes.
het goede en het wonderbaarlijke
Het was een beetje zoals met het geloof in wonderen waarover het begin van Sjemot hoofdstuk 4 ons vertelt. Mosje maakt bezwaar tegen de leidersrol die de Eeuwige hem oplegt, want de mensen zullen hem niet geloofwaardig vinden en niet naar hem luisteren. Dan laat de Eeuwige hem een staf in een slang veranderen en nog meer wonderen verrichten. Mosje is niet direct overtuigd, maar de boodschap achter deze wonderen is niettemin duidelijk: het licht van de waarheid (Tora) zal gepaard gaan met wonderen, en die wonderen bevestigen de waarheid van de Tora. Het goede en het wonderbaarlijke gaan hand in hand, en dat maakt de zaak geruststellend overzichtelijk.
Maar onze parasja Re’eh, afkomstig uit een later moment in de tijd, gelooft niet meer in die vanzelfsprekende verbinding van het goede en het wonderbaarlijke. Daar staat in hoofdstuk 13, vers 2: “Wanneer een profeet of een droomuitlegger uit uw midden een teken of een wonder voorspelt, dat vervolgens uitkomt, en hij verbindt daaraan een oproep om andere, u onbekende goden te volgen en te dienen – luister dan niet naar wat hij zegt…Blijf de Eeuwige, uw God, volgen en heb alleen voor hem ontzag”. Kennelijk zijn er in de loop van de tijd té veel pijnlijke en verwarrende ervaringen opgedaan met verleidelijke profeten en andere wonderdoeners die wel indruk konden maken maar een valse boodschap hadden. Dat is verwarrend, want wie kun je dan nog geloven, als wonderen niks zeggen?
verleidelijke drogredeneringen
Er resteert nog maar één criterium: geen boodschap volgen die oproept tot het volgen van andere goden. Verleidelijke spectaculaire goocheltrucs zijn geen garantie voor de toekomst. Ik zet de vergelijking met huidige wonderboodschappers voort en moet denken aan een bericht in de krant van deze week. Een wetenschapper voorspelt, samen met de boeren, zodanige technische innovaties dat geen andere maatregelen voor het terugdringen van stikstof meer nodig zijn. Afgemeten aan de stand van de oprechte wetenschap impliceert dit een wonder.
Deze wetenschapper verlaat daarmee het pad van kritische zelfreflectie en integriteit dat goede wetenschap kenmerkt. Dat pad heeft met die kenmerken (misschien niet toevallig) veel weg van het pad van de ene God van de Tora. Moeizaam, maar geen reden om andere goden en hun verleidelijke drogredeneringen achterna te lopen.
Geef als eerste een reactie