Vanaf het station is het maar een klein eindje tot aan de Jacob Jacobsstraat. Al lopend door de straten van de Diamantstad Antwerpen staren de glinsterende sieraden, versierd met diamanten en briljanten vanuit de etalage me aan. Ik gun ze geen blik waardig. Achter al deze kostbaarheden zie ik de duistere werkplekken voor me, waar de diamantwerkers lange dagen voorovergebogen moeten ploeteren om al dit fraais hier in de winkel te krijgen. Sappelen voor een armeluis loontje waarmee ze nooit iets van dit kostbaars voor zichzelf zullen kunnen kopen.
Professor Zelig Zelmanovitch is een roman van
Lody B. van de Kamp
Verschijnt in feuilletonvorm in De Vrijdagavond
Aflevering 19
Ik sta stil voor de hoedenwinkel. Misschien moet ik straks toch maar eens naar binnen stappen. Als ik een van deze weken op sjabbes weer eens bij Leibel logeer is het misschien voor zijn kinderen toch leuker als die “Vetter” uit Amerika er niet langer uitziet als een goj.
Ik sla rechtsaf de Jacob Jacobsstraat in. Hier moet het dus zijn. Op nummer 67. Satmar is blijkbaar niet de enige sjtiebel in de straat. Rechts een gebedshuis, gebouwd met een fraaie natuurstenen gevel. ‘Is dit 67? Satmar?’ ‘Nee, daar schuin aan de overkant. Vlak voor dat grijze hek’
Zorach staat me op te wachten. ‘Sjoloim’ is zijn korte begroeting. ‘Volgt u mij maar. Goed dat u er bent’. We lopen een lange gang door. Aan het einde zie ik door de heen en weer slaande deuren de sjoel. Jonge knullen, hun brede hoeden naar achter op hun hoofd geschoven, staren mij aan. Ik hoor ze denken ‘wat doet die goj hier?’ Ik groet ze vriendelijk. Verbaasd horen ze mijn Jiddisje tongval. Zorach wijst met de vinger in de richting van de deuren. ‘Raboisai, geh erein dawwenen. Jongens, ga naar binnen, de sjoel in, om te dawwenen’. We lopen de trappen op tot aan de bovenste verdieping van het gebouw. Vier, vijf verdiepingen? Ik ben de tel kwijt. Zorach klopt zachtjes op de deur en loopt een kleine kantoortje binnen. Velvel zat daar kennelijk al op ons te wachten. Hij sluit zijn Talmoed, drukt zorgvuldig een kus op het dikke boek, staat op en geeft mij een hand. ‘Sjoloim dokter’. Prachtig toch hoe deze mensen al wachtend hun tijd vullen met hun dagelijkse religieuze verplichtingen van Toiro studie. ‘Sjoloim, hoe gaat het met u?’ Zorach schuift twee stoelen aan. Wilt u koffie? Of iets anders?’ Ik ga voor de koffie. Hopelijk schenken ze hier die goeie Belgische koffie die ik eerst niet kon drinken, maar waar ik na een paar maanden Leuven nu bijna verslaafd aan begin te raken. En ja, even later staat er zowaar een echte Rombouts café-filter voor mijn neus.
‘Heeft de Bolhoed weer contact met u opgenomen?’ Ik schud mijn hoofd. ‘Nou ja, ik heb hem niet meer gezien. Wel ben ik twee keer gebeld door iemand met de vraag waarom ik de bestellingen nog niet heb geannuleerd. Maar dat was niet de stem van Bolhoed’. ‘Weet u nog hoe de stem klinkt die u heeft gehoord?’ Velvel staat op, trekt een la van het bureau open en haalt een cassetterecorder tevoorschijn. Hij steekt de stekker in het stopcontact, pakt een cassette uit de la, duwt deze in het apparaat, drukt op wat knopjes en zet het volume op luid. Even wat gekraak en dan klinkt een stem. Eerst in het Duits, dan in het Frans. Ik kan niet verstaan wat er gezegd wordt. ‘Klonk de stem van de man zo? Was dit hem?’ Ik twijfel. Het bandje wordt teruggespoeld. ‘Luister goed dokter.’ Weer het gekraak. Nu hoor ik het beter. ‘Ja, dat was hem. Ik weet het bijna zeker. Twee keer heeft hij gebeld. Eerst keer vroeg in de ochtend. Daarna heel laat ‘s avonds.’
Zorach en Velvel kijken elkaar aan. ‘Ah, dat moet dus Sigmund zijn geweest. We zijn hem op het spoor’. Het apparaatje verdwijnt weer in de la. Deze wordt zorgvuldig afgesloten. Zachtjes klinken de zangerige stemmen door van de Jesjiewa studenten die zich verdiepen in de Talmoed wijsheden in de studiezaal precies beneden ons. Zorach buigt zich voorover.
‘Dokter, u bent verwikkeld geraakt in een heftig netwerk. Mensen die boos zijn over alles. Over het sluiten van de kolenmijnen. Over het verlies van de nazi’s in Duitsland, dus ook in België. Ze zijn boos op de communisten, socialisten, Joden en de christendemocraten. Alleen de Kerk en hun verheerlijking van Hitler en de Belgische nazipartij zijn voor hun heilig.’ Ik kijk de mannen tegenover mij met verbazing aan. Hier zitten twee volgelingen van de beroemde rabbijn Joël Taitelbaum, die door zijn volgelingen de “Satmar Rov” wordt genoemd. Voor buitenstaanders is zijn stroming een van de zwaarste chassidische bewegingen. Met wel 100.000 volgelingen wereldwijd. Mannen en vrouwen die alleen maar met hun geloof bezig lijken te zijn. Zelf heb ik mij er vaak op betrapt dat ik, ook met mijn afwijkende levensstijl, best geïnspireerd ben geraakt van het gedachtengoed en de wereldbeschouwingen van die grote rabbijn.
En dan nu, hier op een zolderkamer in de Satmar sjoel in Antwerpen krijg ik even een lesje door zijn chassidim over maffiapraktijken in België met allemaal politieke vertakkingen.
‘Kijk, wij kunnen natuurlijk nu naar de politie stappen, het bureau is om de hoek, om te vertellen dat u bedreigd wordt met afpersing. Maar dat doen we niet.’ Ik val Zorach in de rede. ‘Allereerst, vertel mij eens, hoe weten jullie van de afperspraktijken van Bolhoed in mijn richting?’ Velvel kijkt mij verbaasd aan. ‘Leibel? Natuurlijk heeft Leibel ons ingelicht. Hij zit in ons “team”.’ ‘Bolhoed heeft mij gedreigd met niemand hier over te spreken. Wat gebeurt er nu, nu jullie het ook weten?’ ‘Er gebeurt helemaal niets. Wat Leibel weet, wat u weet, wat wij hier in deze kamer weten krijgt niemand verder te horen. Totdat het zover is…’. ‘Wat bedoel je met “totdat het zover is”? ‘Nee, nu even niet. Dat komt wel.’ ‘Dan heb ik nog een vraag. Waarom stappen we niet naar de politie? Dit is toch de reinste vorm van afpersing?’ ‘Dokter, u weet a) niet hoe het werkt in België en b) u kent nog maar de helft van uw eigen verhaal.
Wat a) betreft, corruptie en afpersing werkt door in alle lagen van de Belgische samenleving, in de politiek, in de rechterlijke macht, in de lokale- en rijksoverheden en ook bij de politie. Zo een verhaal moet je nooit direct neerleggen bij de politie. In het beste geval komt het in een bureaulade terecht. In het ergste geval weet de Bolhoed, een uur nadat u bij de politie bent geweest dat het tijd wordt om harde maatregelen tegen u te nemen.’ Het wordt mij langzamerhand duidelijk waar ik werkelijk in terecht ben gekomen.
‘En wat b) betreft. De andere helft van het verhaal. Heeft u zich afgevraagd waarom de eerste ontmoeting met Bolhoed in Breendonk was?’ ‘Nee, daar heb ik wel over nagedacht maar ik kon geen plausibele reden vinden. Misschien heeft hij ons gewoon gevolgd tot daar’.
‘Dokter, nee. U bent misschien wel heel geleerd. U bent een professor. Maar dit is onontgonnen gebied voor u. We horen het. Bolhoed heeft zijn familiesporen in Breendonk. Zijn grootvader heeft zijn handen heel erg vuil gemaakt in dat kamp. Ach, de naam zal u wel niets zeggen. Neumann. Israël Neumann.’ Ik spring op. ‘Shruli? In Breendonk?’ Velvel knikt.
‘Het was de broer van mijn moeder zaliger. Wat hebben die kamplui hem vuil te pakken genomen. De grootvader van Bolhoed was een van hen! Leibel en ik stonden in Breendonk tussen de bedden en hadden het net over Shruli, nebbisj. En toen stond Bolhoed daar ineens.’
‘Luister dokter, vandaag is ónze tijd niet oneindig. Laten we het voor nu kort houden. Als wij op dit moment naar de politie stappen wordt in het beste geval een onderzoek gestart naar de afpersing. Maar het blootleggen van die hedendaagse nazipraktijken en de afrekening met hun verleden zal meteen worden weggemoffeld. En dat mag natuurlijk nooit gebeuren. Vandaar dat wij er zelf mee aan de slag zijn gegaan. Over een week of twee reizen Velvel en ik voor onze volgende stappen naar de Ardennen. We zijn daar in de buurt van Marcinelle vlak bij Charleroi. Het zou mooi zijn als u ook mee zou kunnen gaan. Uw ogen gaan dan steeds verder open. Mocht u onderhand nog gebeld worden door Bolhoed of een van zijn kompanen, reageer dan maar niet.’
Zwijgend loop ik de trappen weer af. Het is tijd voor een slok jenever. Om even bij te komen.
(Wordt vervolgd)
Vetter: Oom
Goi: Een niet-jood
Sjtiebel: Synagoge binnen de chassidische gemeenschap
Sjoloim: Gegroet
cover: illustratie Françoise Nick
Geef als eerste een reactie