Leuven
Nee, de koffie smaakt me niet. Maar dat ligt niet aan dat kopje dat voor me staat. Het ligt aan mij.
Ik zal gewoon moeten wennen aan die Belgische filterkoffie. Het plateautje ziet er chique uit. Een donker ebbenhouten plankje afgedekt met een wit kanten onderleggertje. Daarop staat dan het glas met daarboven een zilverkleurige filter waar de versgemalen koffiebonen in zitten. Langzaam vult het glas zich met de druppels die naar beneden sijpelen. Op het schoteltje wachten twee echte Belgische dubbele suikerklonten waarvan ik me de vorm van vroeger nog kan herinneren. ‘Nee, meneer. De koffie ruikt prima. Maar het drinken, dat is niks voor ons buitenlanders.’
Professor Zelig Zelmanovitch is een roman van
Lody B. van de Kamp
Verschijnt in feuilletonvorm in De Vrijdagavond
Aflevering 16
De kelner neemt de koffie weg. ‘Kan ik u misschien iets anders inschenken? U spreekt Vlaams maar de tongval is Amerikaans. Misschien een glaasje Jack Daniels? ‘Nou nee, een drinker op de vroege ochtend ben ik ook al niet. Ik moet nog aan het werk.’ ‘Maar meneer, ik kan u niet in onze stad Leuven gastvrij onthalen op alleen maar een Café Filter die u niet bevalt. Laat mij u dan tenminste een pintje aanbieden, van het huis.’ ‘Nou vooruit dan maar.
Eén Stella Artois zal me vast wel smaken.’ Weer ratelt een koets met paarden langs waarin een paar toeristen zich door het oude centrum van deze Vlaamse stad laten rondrijden. Vanaf mijn stoel op het terrasje heb ik een prachtig doorkijkje op het grote gebouw aan het einde van de Grote Markt. Dat moet dus het “Tafelrond” zijn, de Nationale Bank. Rechts van het plein staat het oude stadhuis en links de monumentale Sint-Pieterskerk. Dit soort pleinen doet mij aan steden in andere landen van Europa denken. Steden die ik tijdens mijn loopbaan regelmatig bezocht, Boedapest, Krakau of Praag. De klok van de toren slaat één slag, het is half elf. Het is nu precies een week geleden dat mijn vliegtuig in Brussel landde. Die eerste paar dagen bij Leibel in Antwerpen waren best fijn. Het was even schikken naar het rigide leefpatroon van mijn vriend en zijn gezin. De chassidische sfeer is mij nu eenmaal lang geleden ontglipt. G’ddank kwam Leibel op geen enkel moment weer terug op die heftige sjabbes die wij samen in Boro Park vorig jaar doorbrachten.
Zou dat hem zijn? Een taxi stopt op het plein. De chauffeur opent de deur voor de passagier. Hij draagt een bruine tas met ook nog eens een map met papieren onder zijn arm. De man kijkt om zich heen, ziet mij en knikt vragend in mijn richting. Ik sta op en loop de man tegemoet. ‘Ingenieur Leeuwerik?’ Ik doe moeite om deze Vlaamse naam zo goed mogelijk uit te spreken. De man zegt met pretoogjes ‘Nee meneer, geen “Liewerik” maar “Leeuwerik”. En u bent dan dokter Zelmanovitch?’ ‘Inderdaad, neemt u plaats’.
Samen buigen wij, de architect en de arts, ons over bouwtekeningen, over brochures met foto’s van medische apparatuur en over kolommen met ingewikkelde berekeningen. ‘Wat ik vandaag heb meegebracht is natuurlijk alleen maar om u nu alvast een indruk te geven hoever we op mijn bureau zijn gevorderd met de ontwikkeling van de nieuwe kliniek. Bent u trouwens al op de bouwlocatie geweest?’ ‘Jazeker. Mijn appartement ligt er pal naast. Met een collega zijn wij het bouwterrein opgelopen. Het is nog een kale vlakte. Het zal nog wel even duren voordat we de eerste patiënten daar kunnen verwelkomen.’ ‘Inderdaad. Maar over een week komen de eerste graafmachines. Onderhand werken onze architecten en ingenieurs hard door. Het lijkt mij zinnig dat wij elkaar over enkele dagen weer spreken, maar dan op mijn kantoor. Trouwens, wat zegt u? Uw appartement ligt pal naast de bouwplaats?’ Leeuwerik geeft me een knipoog. ‘Dan zou ik u adviseren om eerst maar eens zes weken vakantie te nemen. Over een dag of wat komt de heistelling. En die begint in de vroege ochtend aan haar taak. Voorwaar, geen pleziertje daardoor gewekt te worden.’ ‘Kan ik u iets aanbieden?’ Ik wenk de kelner. ‘Eén zo’n echte koffie voor meneer.’
‘Wanneer u op ons kantoor komt, zullen enkele van mijn collega’s die aan het project werken een presentatie houden aan de hand van de tekeningen en schetsen. En dan kunnen we ons ook oriënteren op leveranciers van de noodzakelijke apparatuur en wat er nog meer komt kijken om de kliniek volgens schema op tijd te kunnen openen.’ Ik knik. ‘Ja, laten we dat doen. Dat zijn dan de eerste stappen’. ‘De eerste stappen, dan kunt u rustig zeggen. Daarop volgen binnenkort de wekelijkse vergaderingen van de bouwcommissie van het ziekenhuis waar u en ik aan zullen moeten schuiven’. Ingenieur Leeuwerik sluit zijn tas en we geven elkaar een hand. Ik ben begonnen aan een nieuwe stap in mijn carrière. Een soort medisch bouwmeester.
Aan het eind van de middag loop ik nog even mijn kamer binnen in de huidige kliniek. Ik moet natuurlijk niet vergeten dat ik ook nog arts, onderzoeker en hoogleraar ben. ‘U bent dus de nieuwe arts, professor Zelmanovitch?’ Ik kijk de vrouw aan die tegenover mij staat. ‘Patricia Janssen. Mijn taak is het coördineren van de diensten tussen de verschillende artsen van de afdeling. Als u even met mij meekomt dan kunnen we kijken hoe uw rooster inpasbaar is met de tijd die u, zo werd mij verteld, ook kwijt bent met de ontwikkeling van de nieuwbouw.’ Even moet ik zuchten. Nog maar net ben ik begonnen en ik zie al hoe ik ook hier weer geleefd ga worden door andere mensen. ‘Ik ga even naar mijn kamer en dan kom ik bij u. Waar moet ik zijn mevrouw Janssen?’ ‘Zegt u maar Patricia. Ik zit op kamer 1036, aan de overkant van de gang’. ‘Prima, over een minuut of tien ben ik bij u.’ ‘Nog even dit’, Patricia volgt mij mijn kamer in en sluit de deur achter zich. ‘Dokter, de directeur van ons ziekenhuis heeft mij gevraagd u te informeren over een serieuze zaak waar u bij de ontwikkeling van de kliniek rekening mee moet houden. U bent hier in België. Wij zijn een vreemd land, waar het niet altijd even keurig en eerlijk aan toe gaat. In dit grote bouwproject waar u nu bij betrokken bent gaan vele miljoenen Francs om. Weest u gewaarschuwd dat het goed mogelijk is dat zich “vreemde vogels” op uw pad gaan begeven. Die allemaal een graantje van wat er hierin om gaat mee willen pikken. Al uw handelingen met betrekking tot opdrachten en aanschaffingen zullen dan ook door een speciale afdeling van het ziekenhuis moeten worden gecontroleerd. Dat is onderdeel van de procedure. Helaas heeft het verleden aangetoond dat zo’n traject niet overbodig is. Morgenochtend om half elf wordt u op mijn kamer hierover bijgepraat.’
Mevrouw Janssen stapt de kamer uit. Nou, nou. Ik weet meteen waarin ik nu terecht ben gekomen. We gaan het wel zien. Ik zag net wel in de hal beneden enkele bezoekers gekleed op de manier zoals ik de patiënten en hun families uit Boro Park ken. Deze mensen komen vast uit Antwerpen. Zoals Leibel vertelde “in Antwerpen ís men gezond en in Leuven máken ze je gezond”. De wetenschap dat ik toch ook binnen de Joodse gemeenschap kan werken geeft mij een beetje een vertrouwd gevoel.
(Wordt vervolgd)
Geef als eerste een reactie