Iedere dag keihard werken in de diamant, maar nooit een cent overhouden

tekening van een man met achter zich een orthodox stel

De kantine

Op deze allerlaatste avond loop ik nog één keer naar mijn meest geliefde plekje van de kliniek, de kantine. Van radioloog Conrad leen ik een witte jas. En zo slenter ik naar binnen. Om mijn afscheidsuniform compleet te maken bungelt er een stethoscoop om mijn nek. Dokter Zelig de aansteller. Zo ben ik hier ooit begonnen en zo trek ik ook straks echt de deur dicht.

Professor Zelig Zelmanovitch is een roman van
Lody B. van de Kamp
Verschijnt in feuilletonvorm in De Vrijdagavond
Aflevering 15

Het symposium is alweer een maand geleden. Niemand van de collega’s heeft me aangesproken over mijn optreden van toen. Ik ben wel benieuwd hoe de bibliotheek uiteindelijk gaat heten. Maar het wordt zeker geen “ Zelig Zelmanovitch Bibliotheek”. Daar heb ik toen dat stokje voor gestoken.

Foto Pinterest

Hé? Wie is dat daar aan dat tafeltje naast het aquarium? Een vrouw met een dikke bontsjaal om. De kantine is toch niet voor patiënten? Zou een van de verpleegkundigen die dame naar binnen hebben gelaten? Een patiënt in de personeelskantine is als “een koe in het kippenhok”. Grappig dat die uitdrukking die mijn moeder gebruikte nu ineens naar boven komt. Maar, wat maak ik me druk.  Ik ben hier nu ook een ambteloos burger.

De vrouw kijkt om. ‘Ach, professor Zelmanovitch. Uw collega had dus gelijk toen hij mij vertelde dat ik u hier vanavond nog wel even kon treffen’.  Dat gezicht, dat rammelende gebit. Ik ken die vrouw. Natuurlijk, Henshe Friedenberg. De dame die op die vrijdagavond bij mij aanschoof in het hotel in Boro Park. ‘Mevrouw Friedenberg wat brengt u hier?’  ‘Wat brengt mij hier? Dat moet ik u vragen. U heeft toch al lang afscheid genomen van het ziekenhuis?’ Ze lacht en maant me te gaan zitten. ‘Hier’, ze opent haar tas en haalt een krant tevoorschijn.’ Kijk professor, de Washington Post van een paar weken geleden’. “Professor weigert zijn naam te laten verbinden aan de bibliotheek van The Maimonides Cancer Clinic”. Ik grinnik. Het was mij ontgaan dat mijn optreden tijdens het afscheid de krant heeft gehaald. ‘Dokter, ik moet u nog één keer spreken voor dat u naar Europa vertrekt. En wel om twee redenen’.

Henshe pauzeert even om haar rammelgebit weer op orde te krijgen. ‘Ik moet u spreken. Allereerst vanwege die vrijdagavond in het hotel in Boro Park. U vroeg mij om bij u aan tafel te komen zitten zodat ik niet moederziel alleen die sjabbesmaaltijd hoefde te gebruiken. Weet u, dat gaf mij een gevoel alsof u op dat moment mijn leven redde!’ Henshe legt haar hand voor haar mond zodat de tanden niet naar buiten springen terwijl ze proest van het lachen. ‘Maar er is nog iets anders’. Weer grijpt zij in haar tas en trekt er een grote enveloppe uit. ‘Ik heb uw speech opgevraagd die u bij uw afscheidssymposium hebt gehouden. Het was mij natuurlijk te doen om de reden waarom de bibliotheek uw naam niet mag dragen. De rest van uw verhaal, dat ziektegedoe, dat interesseert me niet zo veel. Dat is iets voor geleerde professoren. Maar dat u vindt dat de bibliotheek “Block 66” zou moeten heten, naar die barak in het Kamp Buchenwald, dat raakte mijn ziel’.

Ik leun achterover en wacht op wat mevrouw Friedenberg verder te vertellen heeft. Ik ben hier vanavond alleen maar gekomen om nog een kom warme soep te eten, nog even te zwaaien naar de visjes in het aquarium om daarna thuis mijn laatste dingetjes in te pakken. Niet om deze dame hier te ontmoeten. Iedere keer wanneer ze haar mond open doet heb ik de neiging naar mijn boekje te grijpen om een verwijsbrief voor de orthodontist te schrijven. Kan ze eindelijk die klappertanden op maat laten maken. ‘Professor, ik ben weer in New York om wat zaken te regelen. Vanmiddag was ik bij mijn notaris. Deze paperassen lagen klaar. Het is een hele stapel maar gun uzelf de tijd het allemaal door te nemen. Ik ben onder de indruk van uw verhaal en van uw werk. Omdat u nu in Europa een nieuwe kliniek gaat bouwen heb ik besloten dat project op te nemen in mijn liefdadigheidsfonds. Mijn eerste schenking voor die kliniek in Denemarken of zoiets’. Ik verbeter haar meteen. ‘In België, in Leuven’. ‘Ja, ja, in België. Mijn eerste schenking is nu 850.000 dollar. Als alles volgens plan verloopt komt over twaalf maanden een groter bedrag hiervoor vrij. Dat is dan 3.500.000 dollar. Zoals gezegd, het is een beetje een papierwinkel die u door moet lezen. Maar dat is aan u wel besteed.’

‘Nou nou, dat is een mooi begin mevrouw Friedenberg. Daar ben ik u heel erkentelijk voor. Mocht u van plan zijn naar Europa, naar België te komen, dan zal ons ziekenhuis u graag laten zien waar deze schenking terecht komt.’ Professor, voor de laatste keer, ik ben geen mevrouw Friedenberg voor u. Ik ben Henshe. Dat had ik u al eerder gezegd. En naar België komen? Dat kan na de winter best eens mogelijk zijn. Voordat ik nu afscheid van u neem, mijn chauffeur zal al wel staan te wachten, wil ik nog één pleziertje van u vragen’. ‘Natuurlijk Henshe, vanzelfsprekend.’ U heeft waarschijnlijk wel gemerkt dat mijn gebit wat losjes zit. U kent onder uw collega’s hier in New York vast wel een goede tandarts of orthodontist. Kunt u voor mij een afspraak regelen? In Miami loop ik al twee jaar te rommelen. Maar de tandartsen daar hebben geen greintje sjoeche van wat Henshe Friedenberg in haar bekkie nodig heeft’.

 ‘Henshe, ik zorg dat u meteen morgenochtend een afspraak krijgt bij een goede vriend van mij in Manhattan. Niet alleen een goede vriend maar ook een heel goede tandarts die ervoor gaat zorgen dat uw tanden en kiezen altijd op hun plaats blijven zitten’. ‘Altijd? Ook als ik mopper of wanneer ik lach?’ Al rammelend schatert zij van het lachen door de stille ruimte van de kantine. ‘Professor, lees de documenten zorgvuldig door. En neem dan contact op met mijn notaris die voor de verdere afhandeling gaat zorgen.’ Henshe zet haar hoed op en knoopt haar mantel dicht. ‘Professor, vergeet niet uw nieuwe adresgegevens door te geven aan de notaris.’

OOOOOOOO

‘Dus jij blijft de komende jaren echt hier wonen? Riboino sjel Oilom, ik kan het niet geloven. Zelig wat maak jij me blij!’ ‘Nou Leibel, rustig maar. Niet hier in Antwerpen. Zo gauw mijn appartement klaar is, wordt mijn woonplaats Leuven. Daar komt immers het nieuwe ziekenhuis.’ ‘Nou ja, Leuven of Antwerpen. Dat is één. Wij zeggen hier “in Antwerpen ís men gezond en in Leuven máken ze je gezond”. ‘Leibel, ik begin nu toch echt wel trek te krijgen. Waar gaan we naar toe?’ ‘We kunnen zo vanuit het park oversteken en dan de Lange Kievitstraat in. Bij Hoffy’s weten ze wat lekker is.’

Foto: Hoffy’s

Ik vraag mezelf af of ik het wel leuk ga vinden in Leuven. Mijn appartement staat pal naast die grote bouwput waar over een jaar of twee de eerste patiënten binnen zullen komen. De huidige kliniek ademt nog steeds de sfeer uit van een katholiek ziekenhuis waar je ieder moment tegen een crucifix aan dreigt te lopen of een nonnetje tegen gaat komen. Dat is natuurlijk helemaal niet erg. Waarom zou het? Maar het is wel iets anders dan mijn kliniek in het hart van Joods New York met een naam als “Maimonides”.

‘Zelig, wat zit je nou te piekeren? Heb je het hier in Antwerpen nu al niet meer naar je zin? Hier. Wat gaan we nemen? Beginnen we met de vis? Of wil je liever eerst een pasteitje?’ ‘Leibel, ik betaal dus kies jij maar’. Mijn chawroese van vroeger laat zich dat geen twee keer zeggen. Hij wenkt de kelner. Ik heb ook wel met Leibel te doen. Iedere dag keihard voorovergebogen werken in de diamant. Maar nooit een cent overhouden om ook eens eventjes ergens te gaan eten. Zoals wij dat nu samen doen. ‘Vergeet straks niet iets te bestellen om mee naar huis te nemen. Voor je vrouw en de kinderen.’ ‘Meen je dat nou?’  ‘Ja, dat meen ik. Natuurlijk. Vertel eens, verdien je nu na zoveel jaren als diamantslijper genoeg om je gezin te kunnen onderhouden?’ ‘Leibel lacht schaapachtig. ‘Zelig, de diamant business is net als een bries. De kleine wordt gesneden en de grote roept “lechajim”.

(Wordt vervolgd)

Sjoeche: Verstand

Riboino sjel Oilom: Heer der Wereld

Chawroese: Maatje

Bries: Besnijdenis

Over Lody van de Kamp 97 Artikelen
Lody B. van de Kamp is rabbijn, schrijver en publicist. Naast het schrijven van historische romans (thema vooral ‘de Jood in de Tweede Wereldoorlog’) publiceerde hij ‘Over Muren heen’, over de kennismaking tussen de Moslim en de Jood in Nederland. Hij publiceert regelmatig in landelijke dag- en weekbladen en is actief binnen de stichting Said & Lody. Hij is één van de oprichters van Yalla!, een stichting die de beeldvorming in onze samenleving wil doorbreken. Lody is lid van ‘Amsterdam Inclusief’, negen meedenkers over het beleid van deze gemeente.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*