Bij de opening van het Joods Gemeentegebouw op 22 juni 1888 gaf de voorzitter van de Joodse Gemeente, Philip Konijn, lucht aan zijn blijdschap over de verwezenlijking ervan:
‘Mijne heeren, het gevoel dat in mij opwelt bij het aanschouwen dezer plaats van bijeenkomst is overweldigend.’
Als de synagoge het hart was van de gemeente, dan vormt dit gebouw het zenuwcentrum van de Nederlands-Israëlitische Gemeente Haarlem.
Het herbergde een godsdienstschool, kerkbestuur en kerkenraad belegden er hun vergaderingen, er was een kleine sjoel en ook het secretariaat van de gemeente vond er onderdak. Op de plaats achter het gebouw kon men een rituele badinrichting bezoeken. Voor de conciërge, tevens koster van de synagoge even verderop aan de Lange Begijnestraat, was er woonruimte in het ruim bemeten pand.
De grote zalen op de verdieping werden gebruikt voor het vieren van jubilea, voor herdenkingen en voor huldigingen van vooraanstaande gemeenteleden.
Wat het Gemeentegebouw zo bijzonder maakte, was dat de verschillende met de Joodse gemeenschap verbonden functies en voorzieningen waren samengebracht in één, speciaal hiervoor ontworpen behuizing. Gewoonlijk kon men deze bundeling vinden in een synagogecomplex. Maar omdat in Haarlem niet voldoende ruimte was voor een uitbreiding van het gebedshuis aan de Lange Begijnestraat, bleek het praktischer en ook voordeliger om een geheel nieuw gebouw neer te zetten.
intensief gebruik
Met de groei van de Joodse gemeenschap in de twintigste eeuw werd ook het gebruik van het Gemeentegebouw steeds intensiever. Terwijl de Sjabbat en de Hoge Feestdagen in de sjoel aan de Lange Begijnestraat gevierd werden, was het Gemeentegebouw de plaats voor de synagogediensten op de werkdagen, elke ochtend en avond.
Tijdens de bezetting komen de Joden steeds meer in een maatschappelijk isolement terecht, als gevolg van een keten van beperkende en discriminerende maatregelen. Omdat Joodse burgers de stadsbibliotheek en de cafés niet meer in mogen, richt het kerkbestuur aan de Lange Wijngaardstraat een eigen bibliotheek en café in. In de wachtkamer van de rituele baden worden douches geïnstalleerd omdat Joden geen gebruik meer mogen maken van de volksbaden. Wanneer de Duitsers tegen het einde van 1941 Joods godsdienstonderwijs verbieden, laat het kerkbestuur het voorste lokaal voortaan als kleuterschooltje gebruiken. In het achterste lokaal kunnen de gemeenteleden literaire voordrachten en concerten bezoeken of cursussen volgen. Bovendien vindt daar een pas opgerichte Joodse Fröbelschool onderdak. Voor de allerkleinsten wordt in het voorjaar van 1942 een speelplaatsje met zandbak gemaakt achter het pand.
Opperrabbijn Philip Frank
Ook kwam aan de Lange Wijngaardstraat het kantoor van de Joodse Raad van Haarlem. De opperrabbijn van Noord-Holland, Philip Frank, was de voorzitter van de Raad die viel onder de Joodse Raad van Amsterdam.
Op 6 september 1942, komt de Haarlemse kerkenraad, onder leiding van voorzitter Barend Chapon, bijeen in een bijzonder trieste sfeer. Het is nog geen twee weken nadat, in de nacht van 25 op 26 augustus, een grote deportatie van Haarlemse Joden heeft plaatsgevonden. Chapon begint zijn redevoering met deze zinnen:
‘Ik heb u, heren leden van de kerkenraad, in deze zitting bijeengeroepen, wegens de zeer ernstige gebeurtenissen die in onze gemeente hebben plaatsgevonden. Zij zijn u niet onbekend. Daarom zou het geen zin hebben ze weer in woorden te herhalen, woorden, die toch onvoldoende weergeven hoe vreselijk alles is geweest.’ Hij wil, zo noteert hij, ‘op sobere wijze voor het nageslacht (…) vastleggen wat onze kehilla (joodse gemeente) en haar leden in de afgelopen weken hebben beleefd.’
Na het gedwongen vertrek van vrijwel alle Joden uit de stad per 16 februari 1943, wordt het Gemeentegebouw gevorderd door het door de bezetter ingestelde ‘Commissariaat van niet-commerciële verenigingen en stichtingen’. De firma Enschedé huurt enkele ruimtes van het Gemeentegebouw van dit commissariaat voor de opslag van goederen per 1 januari 1944. Een ander deel van het pand dient als politiebureau ten behoeve van de uitvoering van ‘bijzondere wetten’.
Op zondag 2 september 1945 komt de kerkenraad, of wat daarvan over is, voor het eerst weer bijeen aan de Lange Wijngaardstraat. De voorzitter herdenkt de in Februari 1943 vermoorde Opperrabbijn van de Gemeente en staat stil bij de nagedachtenis aan de vroegere leden van het kerkbestuur en de voormalige Joodse Raad.
733 Haarlemse Joden overleefden de oorlog niet
Slechts een minderheid van de Joden in Haarlem en omgeving overleefde de oorlog. Er stierven, voor zover nu bekend, 733 Haarlemse Joden in de kampen of door andersoortig oorlogsgeweld, ongeveer 270 Joden overleefden. In Heemstede waren er 162 slachtoffers te betreuren, in Bloemendaal 123.
Behalve als vergaderruimte neemt de gedecimeerde Nederlands- Israëlitische Gemeente Haarlem een deel van het pand in gebruik als sjoel. Reeds op vrijdag 18 mei 1945, nog geen twee weken na de bevrijding, kan men er een religieuze dienst bezoeken. Zo’n honderd mensen maken daar gebruik van, met inbegrip van Amsterdamse Joden die in Haarlem ondergedoken hebben gezeten. De ontluisterde synagoge aan de Lange Begijnestraat wordt door de firma Joh. Enschedé dan nog steeds gebruikt voor opslag.
Kenaupark
Voor het aloude huis van samenkomst aan de Lange Wijngaardstraat ziet de Joodse gemeente echter geen toekomst meer. Mede met de opbrengst uit de verkoop van de synagoge wordt een villa in het Kenaupark aangekocht om die te verbouwen tot een nieuw gemeentegebouw annex religieus centrum. Nadat dit in gebruik is genomen (december 1949), verliest het oude gebouw definitief zijn bestemming.
In 1951 verkoopt het kerkbestuur, na slepende onderhandelingen, ten slotte het haveloze pand aan de gemeente Haarlem, die het inricht als onderkomen van de verkeerspolitie. Als het ook deze functie verliest in de jaren zeventig, nemen krakers bezit van het leegstaande gebouw.
restauratie en renovatie
De gemeente zal het pand op korte termijn verkopen aan Stadsherstel, die nog dit jaar start zal gaan met de restauratie en renovatie. Met een subsidie voor de eerste vijf jaar huur en een bijdrage aan de inrichting ondersteunt de Gemeente Haarlem de plannen die de Stichting Joods Gemeentegebouw Haarlem (JGH) hiervoor ontwikkeld heeft.
majestueuze verdieping
Zo zal de stichting zich ontfermen over de eerste, majestueuze verdieping om daarin een historisch, educatief en cultureel centrum te vestigen. Hier zal het verhaal van Joods Haarlem en de omringende dorpen (Heemstede, Bloemendaal, Zandvoort, Santpoort e.a.) verteld worden en zal ruimte zijn voor de herinnering aan de Haarlemse Joden die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn vermoord. De stichting beoogt hiernaast gelegenheid te bieden voor een uiteenlopende educatieve en culturele programmering, met de ambitie om van dit indrukwekkende en zeldzame monument een inspirerende ontmoetingsplaats te maken voor jong en oud.
Nu deze plannen zijn omarmd en de verbouwing in zicht is, wordt het tijd om de basisinfrastructuur concreet gestalte te geven. De stichting heeft hiervoor een crowdfunding gestart via Voordekunst en ze roepen zoveel mogelijk mensen op om de ambities te steunen: “juist in deze tijd is het belangrijk om zichtbaarheid te geven aan verbinding”, aldus de voorzitter Wim de Wagt.
Ralph Levie is bestuurslid Stichting Joods Gemeentegebouw Haarlem
cover: beeld uit de video Joods Gemeente Gebouw
Mijn moeder werkte in het genoemde kleuterklasje (met de zandbak). Ze maakte mee dat de kleintjes ‘op reis’ moesten. Een groot verdriet voor haar. Maar toen ze ver in de tachtig was, bleken twee van de kleintjes de oorlog overleefd te hebben. De hereniging van mijn moeder en hen was voor haar een zegen.
Wij zijn in het bezit van een foto van het ‘kleuterklasje’ bij de zandbak.
Fijn dat er nu over geschreven is. Er was nooit iets te vinden over dit kleuterklasje.