De Parasja van deze week Beha’alotecha (Bemidbar 8:1-12:16) is een rijkgevulde tekst. Het opent met de opdracht aan Aharon om de Menorah dagelijks aan te steken in de Misjkan – het draagbare Heiligdom. Als we goed kijken dan zien we dat in en rond de Tempel alle zintuigen aangesproken worden zoals de ogen met de Menorah. Met wierook het reukorgaan en met de trompetten (waarover we later in de Parasja lezen – 10:1 e.v.) het gehoor. Hoewel uiteraard er ook nog de Goddelijke stem was in het Allerheiligste die echter alleen door Mosjé werd gehoord, maar via hem naar alle Israëlieten kwam. Dan het spreken – vorige week lazen we over de priesterzege die de priesters in de Tempel uitspreken over Israël.
En natuurlijk deze week indirect in het verhaal over Mirjam (de zus van Mosjé) die negatief spreekt over Mosjé met broer Aharon omdat Mosjé een vrouw uit Kush zou hebben uitgekozen (12:1). Volgens de rabbijnen juist omdat hij haar niet zou huwen en celibatair zou leven waarover Mirjam en Aharon zich erg verbaasden. Waarom zou profetie niet te combineren zijn met een normaal seksleven? Enfin, God was ontstemd over dit gepraat / geroddel over Zijn dienaar Mosjé, en Miriam werd als straf getroffen door tzara’at (melaatsheid) die een week duurde. In en om de Tempel dient ook de menselijke spraak een hoger doel te dienen en roddelen draagt daar zelden aan bij… In ieder geval is de Tempel de plek die de hele mens aanspreekt in zijn lichamelijkheid. Vandaar ook dat onreine mensen tot de realiteit behoren. Het leven in aanwezigheid met God blijft toch een menselijk leven waarin personen soms onrein worden. Vandaar de opdracht tot heiliging van lichaam en ruimte.
Een ander mooi idee is dat van een tweede kans krijgen – hier vormgegeven in het Tweede Pesach voorschrift – Pesach Sjeni (Bemidbar 9). De eerste Pesach na de Uittocht wordt in de woestijn gevierd. Maar er zijn mensen die onrein zijn en niet mee kunnen vieren tot hun eigen ongenoegen. Mosjé gaat ten rade bij God en die stelt de Tweede Pesach in voor een ieder die onrein is of te ver weg was van de Tempel bij het aanbreken van Pesach(-middag) om naar het Heiligdom te komen. Een mooi idee – iedereen verdient een tweede kans. Eigenlijk zit dat ook in het Mirjam verhaal – hoewel achter de rug van iemand praten niet fijn is, wordt Mirjam gewoon weer in de gemeenschap opgenomen na haar straf. Inkeer als fundament voor het menselijke bestaan en de samenleving/groep. Het hele kamp wacht zelfs op haar – de gemeente spreekt hiermee haar solidariteit uit voor mensen die iets doen wat niet goed is. Misschien wel omdat elk vergrijp van het individu ook een beetje een collectieve oorzaak of context kan hebben, zoals sociologen al langer weten…
Tot slot krijgt ook Mosjé een tweede kans in deze Parsja. Als het volk nog maar net op reis is gegaan wordt er al geklaagd: het eten is niet lekker – het manna: saaaaai. Wij-willen-vlees! Mosjé geeft al heel snel aan dat zijn missie als leider geen succes is. Hij zei dat vanaf het begin al tegen God in Egypte! En Mosjé zei tot de Eeuwige: Waarom hebt U uw dienaar slecht behandeld en waarom heb ik geen genade gevonden in uw ogen, dat U de last van dit hele volk op mij legt? Heb ik dit gehele volk in zwangerschap gedragen of heb ik het gebaard, dat U tot mij zou kunnen zeggen: draag het in uw schoot, zoals een voedster een zuigeling draagt, naar het land dat U aan hun vaderen onder ede beloofd hebt? … Ik alleen kan de zorg voor dit hele volk niet dragen: dat is mij te zwaar” (11:11-12, 14).
Mosjé wordt niet afgedankt, afgezet of verguisd omdat hij het niet aankan, faalt of niet capabel is. Integendeel – hij blijft de grootste profeet en misschien wel ook de grootste leider die Israël heeft gehad. Juist doordat hij zijn falen zelf onder ogen ziet. Als goede werkcoach geeft God hem een management-team van zeventig oudsten ter ondersteuning, hoe modern…
Geef als eerste een reactie