Hebben wij het recht om G’d voor onszelf te claimen? Wij spreken vaak over ‘onze’ G’d, de ‘G’d van onze voorouders’; Waarmee is G’d ‘van ons’, er is toch maar één G’d voor iedereen?
Voor het eerst maken wij als volk kennis met G’d wanneer Hij in Egypte verschijnt om ons van Pharao te verlossen en van slavernij naar vrijheid te voeren. Deze eerste kennismaking heeft een grote indruk gemaakt. Tot de dag van vandaag hebben wij het er nog over. Jaarlijks op de Sederavond en dagelijks in onze gebeden.
Is het verhaal van de Uittocht nog relevant? Is het niet achterhaald? In de Misjna lezen wij: “In iedere generatie dient een persoon zichzelf te beschouwen alsof hij uit Egypte was gevoerd.” Tanya citeert deze misjna met een opvallende toevoeging: “In iedere generatie en op elke dag dient een persoon zichzelf te beschouwen alsof hij die dag uit Egypte was gevoerd.”
dagelijks relevant
De Uittocht is volgens Tanya dagelijks relevant. Het klopt dat geen tiran als Pharao over ons heerst waarvan wij verlost moeten worden. Wij zijn gelukkig niet onderworpen aan slavernij in de klassieke betekenis van het woord. Toch moeten wij dagelijks worden bevrijd. Soms voelen we ons gevangen in ons eigen lichaam. Het is alsof de ziel in een dwangbuis gegijzeld is om zich aan te passen aan het willen en kunnen van het lichaam. Het lukt niet om hardnekkige slechte gewoonte af te leren, over en weer betrapt men zichzelf tegen beter weten in.
G’d is oneindig, Zijn Tora eveneens. Toen G’d ons de Tora gaf, gaf Hij ons oneindigheid. Wanneer wij zich met Hem verbinden, zijn wij vrij omdat we oneindigheid en grenzeloosheid hebben aangeraakt. Wanneer we ons lichaam als een beperkende kracht ervaren – een obstakel dat onze vrijheid belemmert – een juk dat ons dwingt om zijn verlangens (denk aan voedsel, geld, macht) na te jagen- dan is er een zeer toegankelijke methode om te ontsnappen. Wanneer een Jood bewust de Sjema reciteert, proclameert hij: “De Eeuwige is onze G’d, de Eeuwige is één!” Daarmee verbindt hij zichzelf met de absolute eenheid van G’d. Door naar G’ddelijkheid te verlangen en zich aan Zijn eenheid te hechten, wordt Hij als het ware ‘van ons’. Dat is onze dagelijkse bevrijding.
ons erfdeel
De aartsvaders/moeders hebben op eigen kracht zich moeten opofferen om één te worden met G’d. Wij mogen/moeten zich beroepen op ons erfdeel. Men vertelt van een hoge bergtop waar decennialang aan werd gewerkt om die te overwinnen. Uiteindelijk slaagde een groep bergbeklimmers erin om met groot gevaar en door heel hard samen te werken, de top van de berg te bereiken. Eenmaal boven, troffen ze daar een jong kindje aan die hen heel vriendelijk begroette.
Stomverbaasd vroegen de klimmers: “Hoe ben jij hier gekomen?” Nonchalant antwoordde het kind: “O, dat is heel eenvoudig. Ik ben hier geboren! Ik hoefde geen moeite en inspanning te doen om hier te arriveren. Mijn ouders deden het voorwerk. Ik moet alleen zorgen dat ik niet van de berg val.”
vrijmaken van verlangens
Wij moeten het willen. Als wij de andere kant op kijken en ons niet ervoor interesseren, zal het reciteren van Sjema geen wonderen voor ons doen. Wanneer wij echter de handreiking van G’d naar ons toe tot ons laten doordringen, maken wij ons G’d ‘eigen’ – dan is onze G’ddelijke ziel weldegelijk bij machte om zich vrij te maken van de verlangens en dwang van het lichaam. Deze dagelijkse bevrijding is evenwaardig vergelijkbaar met de Exodus die de Joden uit Egypte meemaakten.
‘Mitsraim’, het Hebreeuwse woord voor Egypte, is verwant met het Hebreeuwse woord ‘metsar’, wat beperking betekent. ‘Jetsi’at Mitsraim’ (=Egypte verlaten) betekent beperkingen achter zich laten. De Uittocht is niet slechts een historische gebeuren dat duizenden jaren geleden één keer plaatsvond. Dagelijks vindt er een Uittocht plaats wanneer wij Sjema reciteren en de dwangbuis van de lichaam weten te ontsnappen. Vandaar dat onze wijzen ingesteld hebben dat de liturgische herinnering aan de Uittocht uit Egypte aansluitend op het Sjema lezen – om ons eraan te herinneren dat juist dit gebed de sleutel is voor onze persoonlijke vrijheid.
buiten je comfortzone
Het moet natuurlijk niet bij een gebed blijven, men moet het ook naar de praktijk brengen. Zoals de Lubavitcher Rebbe in een Pesach toespraak zei:
“Maak het deel van je leven en handel buiten je grenzen. Ga mensen helpen die geen deel uitmaken van je familie of vriendenkring, doe iets dat niet binnen je comfortzone past. Nodig iemand uit om mee te sederen – niet een vriend met wie je het heel goed kan vinden, juist iemand waar je je niet zo prettig bij voelt. Het klinkt misschien beangstigend en zal aan het begin ongemakkelijk voelen, maar feitelijk heb je jezelf bevrijd.’
וְהִנֵּה, “בְּכָל דּוֹר וָדוֹר, – וְכָל יוֹם וָיוֹם – חַיָּיב אָדָם לִרְאוֹת עַצְמוֹ כְּאִילּוּ הוּא יָצָא הַיּוֹם מִמִּצְרָיִם”. וְהִיא יְצִיאַת נֶפֶשׁ הָאֱלֹהִית מִמַּאֲסַר הַגּוּף, “מַשְׁכָּא דְחִוְיָא”, לִיכָּלֵל בְּיִחוּד אוֹר־אֵין־סוֹף בָּרוּךְ־הוּא, עַל יְדֵי עֵסֶק הַתּוֹרָה וְהַמִּצְוֹת בִּכְלָל,וּבִפְרָט בְּקַבָּלַת מַלְכוּת שָׁמַיִם בִּקְרִיאַת שְׁמַע, שֶׁבָּהּ מְקַבֵּל וּמַמְשִׁיךְ עָלָיו יִחוּדוֹ יִתְבָּרֵךְ בְּפֵירוּשׁ, בְּאָמְרוֹ: “ה’ אֱלֹהֵינוּ ה’ אֶחָד”.“In iedere generatie en op elke dag dient een persoon zichzelf te beschouwen alsof hij die dag uit Egypte is gevoerd.” Dit verwijst naar de bevrijding van de G’ddelijke ziel uit de gevangenschap van het lichaam, de “slangenhuid”, om geabsorbeerd te worden in de Eenheid van het licht van het gezegende En Sof, door zich bezig te houden met Tora en mitswot in het algemeen, In het bijzonder door het aanvaarden de Koningschap der Hemelen tijdens het reciteren van Sjema, waarin de persoon uitdrukkelijk Zijn gezegende Eenheid aanvaardt en zich zich daaraan verbindt, wanneer hij zegt: “De Eeuwige is onze G’d, de Eeuwige is Eén.” |
וְלָזֶה אֵין מוֹנֵעַ לָנוּ מִדְּבֵיקוּת הַנֶּפֶשׁ בְּיִחוּדוֹ וְאוֹרוֹ יִתְבָּרֵךְ, אֶלָּא הָרָצוֹן, שֶׁאִם אֵין הָאָדָם רוֹצֶה כְּלָל חַס וְשָׁלוֹם לְדָבְקָה בוֹ כוּ’.אֲבָל מִיָּד שֶׁרוֹצֶה וּמְקַבֵּל וּמַמְשִׁיךְ עָלָיו אֱלֹהוּתוֹ יִתְבָּרֵךְ וְאוֹמֵר “ה’ אֱלֹהֵינוּ ה’ אֶחָד” – הֲרֵי מִמֵּילָא נִכְלֶלֶת נַפְשׁוֹ בְּיִחוּדוֹ יִתְבָּרֵךְ, דְּ”רוּחַ אַיְיתִי רוּחַ וְאַמְשִׁיךְ רוּחַ”,וְהִיא בְּחִינַת יְצִיאַת מִצְרַיִם. Het enige dat de ziel weerhoudt van zich hechten aan Zijn gezegende Eenheid en Licht, is de wil, dat wil zeggen, wanneer de mens, G’d verhoede, helemaal geen verlangen heeft om zich aan Hem te hechten… Maar zodra hij het verlangt, en hij aanvaardt en verbindt zich aan Zijn gezegende G’delijkheid door te verklaren: “De Eeuwige is onze G’d, de Eeuwige is Eén.” dan wordt zijn ziel vanzelf in Zijn gezegende Eenheid geabsorbeerd, want “Geest roept geest op en brengt geest voort.”Dit is een vorm van ‘Uittocht uit Egypte’. |
וְלָכֵן תִּקְּנוּ פָּרָשַׁת יְצִיאַת מִצְרַיִם בִּשְׁעַת קְרִיאַת־שְׁמַע דַּוְקָא, אַף שֶׁהִיא מִצְוָה בִּפְנֵי עַצְמָהּ, וְלֹא מִמִּצְוַת קְרִיאַת שְׁמַע, כִּדְאִיתָא בַּגְּמָרָא וּפוֹסְקִים, אֶלָּא מִפְּנֵי שֶׁהֵן דָּבָר אֶחָד מַמָּשׁ. Daarom werd bepaald om de paragraaf over de uittocht uit Egypte specifiek te lezen tijdens het reciteren van Sjema, hoewel het een mitswa op zich is en is geen onderdeel van de mitswa van het reciteren van Sjema, zoals vermeld in de Talmoed en codes; want in wezen zijn [beide mitswot] eigenlijk hetzelfde. |
over deze serie
Likkutei Amarim – Tanya van Rabbi Shneur Zalman is de basis van de Chabad filosofie. Naar eigen zeggen is het boek samengesteld uit antwoorden op vragen die aan hem gesteld waren. De auteur gaat gelijk naar het antwoord, de lezer kan alleen speculeren over welke vragen hier ten grondslag liggen. In deze serie zullen wij relevante vragen aanvoeren met de hoop passende antwoorden in de hoofdstukken van Tanya te vinden.
Deze serie is gebaseerd op een serie zoom-lessen dat ik ben begonnen in het kader van RabbijnenNL/YPSJ.
Bekijk de les hier:
Lees hier een verklarende vertaling van hoofdstuk 47 in Tanya.
coverfoto: Menorah in Blue, foto Bloom
Geef als eerste een reactie