Wie de daf yomi (de cyclus waarmee in ruim 7 jaar de gehele talmoed bestudeerd wordt) volgt (bijvoorbeeld via deze appgroep) of intensiever leert, heeft zojuist het bij vlagen onnavolgbare boek “chagiga” afgerond, wat zich voor een gedeelte met aspecten van het offerproces bezighoudt.
Het bijbelboek dat we deze week beginnen te lezen, is hieraan gewijd. Verschillende offers, soms tot in de kleinste details, worden besproken. Op een rijtje: vijf soorten Mincha offers, het shelamim (vredes-)offer, het asham offer dat iemand dient te brengen die twijfelt over of hij een overtreding begaan heeft, of iemand die valselijk gezworen heeft, hetzij jegens de Eeuwige, hetzij tegen een mens. Maar vandaag wil ik even stilstaan bij het chatat (zonde-)offer.
Maar eerst dit. Er is een aardige parallel met Chagiga. In de laatste paar pagina’s van het tractaat wordt uitgelegd hoe rituele onreinheid doorgegeven kan worden. Iedere keer als een mens of een object dat een bepaalde graad van onreinheid bezit een ander mens of object aanraakt, krijgt dat object een (lagere) status van onreinheid, echter telkens kan die onreinheid maar een bepaald aantal keren doorgegeven worden.
Rituele objecten die de onreinheid door kunnen geven, hebben ook een bepaalde status. En de Talmoed legt uit dat de de graad van onreinheid niet alleen afhankelijk is van hoe vaak deze is doorgegeven, maar ook van de status van deze objecten *).
Hetzelfde fenomeen vinden we in de parasha van deze week: Het zonde-offer: het offer dat gebracht wordt als men -per ongeluk- iets verkeerd heeft gedaan: ofwel omdat men niet wist dat het verboden was, ofwel omdat men onvoorzichtig of onwetend was: “ik wist niet dat het shabbat was”, “ik wist niet dat dit niet mocht op shabbat”, “het was per ongeluk”. Noem maar op.
De offers die gebracht moeten worden, hangen niet alleen af van het soort zonde, maar ook van wie de overtreding begaan heeft: de hogepriester, de “gehele gemeenschap” (hiermee wordt het hooggerechtshof bedoeld), de politieke leider (Nasi, niet te verwarren met het populaire gerecht uit de oosterse keuken) of de gewone mens.
In drie van de vier gevallen wordt in deze parasha gezegd “als iemand een overtreding begaat”. Alleen bij de Nasi niet. Daar wordt gezegd “wanneer (asher) iemand een overtreding begaat”. Met andere woorden: bij drie van de vier categorien wordt ervan uitgegaan dat er een mogelijkheid bestaat dat er een overtreding begaan wordt; bij de Nasi wordt ervan uitgegaan dat hij een overtreding begaat.
Een politieke leider is continu bezig met het maken van praktische afwegingen, en moet daarbij afwegingen maken waarbij altijd iemand teleurgesteld wordt: in het ideale geval iedereen evenveel, maar dat lukt maar zelden.
Of het nu gaat over rituele onreinheid of het maken van fouten: het kan gebeuren, en je moet zeker je best doen om het te voorkomen. Hoe erg het is, hangt niet alleen af van de daad, maar ook van degene die de overtreding begaat. Maar bij politici kan je ervan uitgaan dat ze het eigenlijk nooit goed (kunnen) doen, zoals we de afgelopen weken ook weer hebben kunnen zien. Falend leiderschap is de normaalste zaak van de wereld. Het repareren van de wereld blijft dus een continu proces.
Nog één observatie tot slot: de Tora gaat ervan uit dat we offers brengen. Vragen als “wil ik wel een offer brengen”, “wat brengt het eigenlijk teweeg” of “wat is de consequentie” zijn van veel latere tijd.
Shabbat shalom.
*) Een object dat door de meest verstrekkende vorm van rituele onreinheid (av hatuma: “vader van onreinheid”) wordt een rishon letuma: “eerste graad van onreinheid”. Volgens de Tora kunnen mensen of vaten geen onreinheid door aanraking hiermee oplopen, dus hier stopt het.
Maar voor voedselproducten geldt wat anders. Voedsel dat een rishon (1e) letuma aanraakt, wordt een sheini letuma (tweede graad van onreinheid). Maar volgens Rabbinaal decreet worden vloeistoffen echter een rishon letuma. Als het voedsel niet specifiek geheiligd of ingewijd is (en dan bekend staat als chullin) stopt de keten hier en staat het voedsel bekend als passul (gediskwalificeerd).
Maar als een sheini letuma geheiligd voedsel aanraakt, zoals teruma (het resultaat van een offer) of kodesh (het product van een offer maar specifiek bestemd om geconsumeerd te worden door een Kohen), gaat de overdrachtsketen door.
Als een sheini teruma aanraakt, wordt het shelishi letuma (derde graad). De keten voor teruma eindigt hier. Het kan alleen tuma naar kodesh overbrengen. Kodesh (offers) kan revii (vierde) letuma worden, maar nier verder. Er is ook een uniek geval van chamishi (vijfde graad) letuma, dat alleen van toepassing is op de Para Aduma: het rode kalfje dat geslacht en verbrand kan worden en waarvan de as gebruikt kan worden bij het rituele reinigen voor de ergste vormen van onreinheid.
Dit is echt voor maar weinig mensen gesneden koek. Wat de essentie is van wat ik wil zeggen, is dat waar je misschien zou verwachten dat hoe hoger de graad van heiligheid van een object is, hoe meer het zou beschermen tegen onreinheid. Maar het omgekeerde is waar: hoe hoger, hoe kwetsbaarder.
Mooi verwoord Robbert, moeilijke materie die je keurig weet uit te leggen.kol hakawod
Zeer lezenswaard en kort en bondig samengevat. Goed gedaan. BdB.