Deze Parasja Pekoedé (Sjemot 38:21 – 40:38) beschrijft de laatste werkzaamheden die de bouw van de Misjkan (Tabernakel) – de draagbare tempel – tot volmaaktheid brengen. Daarnaast beschrijft het de vervaardiging van de vier kledingstukken van de priesters (hoofdbedekking, broek, tuniek en gordel) en de vier extra accessoires van de hogepriester (diadeem, schort, borstschild, bovenkleed met belletjes). Hierna zal de Misjkan worden opgericht door Mosjé op de 1e Nisan – het begin van de kalender van de maandcycli volgens Sjemot 12:1-2. In feite wordt best een groot deel van het boek Sjemot (preciezer: van de tweede helft ervan) besteedt aan de instructies over de bouw van de Misjkan, haar voorwerpen en de priesterkleding, en de uiteindelijke productie ervan. Dit leidt soms tot stukken die wat herhalend overkomen.
welke misstap, welk offer
Na tweeduizend jaar zonder tempel is het voor ons moeilijk om de connectie nog te maken met een fysiek heiligdom waar dierenoffers de centrale rituelen vormden. Toch biedt zo’n tempel en dierenoffers een gevoel van zekerheid. Ook al heb je gezondigd, je weet precies wat je moet doen om de zonde te verzoenen. Wajikra geeft een exacte opsomming voor welke misstap welk offer gebracht wordt. Twijfel aan het ritueel is niet mogelijk – men heeft een sterk vertrouwen en zekerheid in het ritueel en de uitvoerders ervan, de priesters. Vergelijk dat eens met ons vasten en zonde belijden op Jom Kippoer. Hoe weet je nu of het genoeg is, of je wel écht tot inkeer bent gekomen? Dat God je inkeer heeft geaccepteerd? Met die offers heb je in ieder geval zekerheid. En is volgens de commentatoren de bouw van een heiligdom niet de ‘oplossing’ van de crisis die het maken van het Gouden Kalf blootlegde? Namelijk dat mensen tastbare leiding en houvast nodig hebben en dat in de afwezigheid van Mosjé – er was onduidelijkheid en twijfel over wanneer hij precies zou terugkomen na veertig dagen. Óf hij wel zou terugkeren… er gebeuren gekke dingen. Want laten we niet vergeten dan mensen slecht tegen onzekerheid kunnen en helemaal niet zo open staan tot verandering, wat moderne managers prietpraat ons ook willen doen geloven…
Gouden Altaar
Die hele zekerheid en duidelijkheid doorstraalt ook het verhaal over de uiteindelijke oprichting van de Misjkan. Mosjé krijgt de opdracht om vanuit het Allerheiligste (Kodesj Hakedosjiem) de planken, voorwerpen, dakbedekkingen en voorhangsels op te bouwen tot aan het gordijn van de ingang van het voorhof. Als eerste plaatst hij dus de Ark van de getuigenis in het heiligdom dat hij eerst bouwde. Vervolgens de Parochet (gordijn) en alle voorwerpen die in het Heiligdom stonden: het Gouden Altaar, de Menora en de Tafel. Dan plaatst hij het voorhangsel dat het Heiligdom van de ruimte rondom scheidt. In deze ruimte zet hij het Grote Altaar (voor de dierenoffers) en het wasbekken. Nu wordt dit voorhof echt opgebouwd met haar pilaren en stoffen muren. Ook hier wordt als ingang een groot gordijn geplaatst. Uiteraard heeft Mosjé na het plaatsen van de voorwerpen op hun juiste locatie elk attribuut ‘aangezet:’ op het Gouden Altaar brandt de wierook, de Menora verlicht de ruimte met haar zeven lampen, op de tafel liggen de heerlijke Toonbroden en op het Grote Altaar ligt een brandoffer en meeloffer na te smeulen, het wasbekken is gevuld met water.
zevende dag
Nu is alles klaar: “En Mosjé bracht het werk tot een volwaardig einde” (40:33) – wajechal Mosjé et hamelacha. Deze woorden dragen een echo in zich van het einde van de zes scheppingsdagen in Bereesjiet: “En God voltooide (volmaakte) op de zevende dag het werk dat hij tot stand had gebracht…” (Bereesjiet 2:2) – wajechal Elokiem bajom hasjewi’ie melachto asjer asah. In beide gevallen is dus iets bijzonders en unieks tot stand gebracht. En zoals de voltooiing van de schepping de rust, zegen en heiligheid van de Sjabbat in de wereld brengen, zo gebeurt er iets tastbaars en zichtbaars in de wereld, zo een 3300 jaar later:
En de wolk bedekte de Tent der Samenkomst (ohel mo’ed), en de heerlijkheid (kavod) van de Eeuwige vulde de Misjkan. En Mozes kon de Tent der Samenkomst de tent [hierdoor] niet binnenkomen, want de wolk rustte daarop, en de heerlijkheid van de Eeuwige de Misjkan vulde (40:34-35)
Als alles op zijn juiste plaats staat en de rituelen op de voorgeschreven wijze volbracht, is de glorie van God zichtbaar in de vorm van een symbolische wolk die het Heiligdom zowel bedekt als vult. Deze aanwezigheid is zo sterk dat het onmogelijk/verboden voor een mens – zelfs Mosjé – is om naar binnen te gaan. Vanaf nu zal de Misjkan de zichtbare aanwezigheid van God tonen in de vorm van een wolk die overdag over/op het heiligdom ligt, en ’s avonds in de vorm het beeld van een vuur dat in het bouwwerk aanwezig is. Duidelijk waarneembaar voor iedereen, zoals God ook met dezelfde symbolen op de Sinaï eerder was verschenen, met vuur en een wolk. Verdwijnt de wolk, dan is dat het teken dat men verder moet trekken, totdat de wolk – die met de Israëlieten meereist – opnieuw een nieuwe rustplaats heeft uitgekozen waar het kamp wordt opgeslagen en alles weer wordt opgebouwd.
werkzaam
De Misjkan geeft dus direct aan of God aanwezig is of niet. Of iets werkzaam is of niet, of we op de goede weg zitten of niet, of het tijd is om verder te trekken of juist een nieuwe rustplaats te betrekken. Een nodige houvast en zekerheid die we als mens allemaal soms nodig hebben.
Geef als eerste een reactie