Elias Canetti: bij iedereen horen en toch Jood zijn

serie: vermaarde schrijvers

foto Unseen cover bij Joodse Schrijvers

Elias Canetti (1905-1994) hield zich zijn hele leven bezig met alle denkbare religies. Daarbij moest hij vaak weerstand bieden aan de verleiding om helemaal Jood te worden, vooral in de oorlogsjaren die hij als vluchteling doorbracht in Engeland. Canetti’s aantekeningen over religie, geloof, God en bijbel geven een beeld van zijn boeiende worsteling met deze onderwerpen die veel weg heeft van het gevecht van Jakob met de ‘engel’.

Canetti was een geseculariseerde Jood, schrijver van zeer uiteenlopende werken als de roman Die Blendung (Het Martyrium), de studie Massa en macht, drie delen autobiografie, essays over literatuur en vooral van een eindeloze reeks ‘aantekeningen’, notities, aforismen waarmee hij in 1942 begon. In 1981 ontving hij de Nobelprijs voor literatuur. 

Elias Canetti aan zijn bureau. Foto: International Canetti Gesellschaft

Ik heb veel religies

‘Ik heb veel religies,’ noteerde Elias Canetti in 1942, ‘en de ene die ze allemaal overtreft vormt zich pas in de loop van mijn leven’. En veertig jaar later: ‘Ik heb geen definitief antwoord. Mijn geloof hangt nog in de lucht.’ Hij vindt het ‘onbegrijpelijk bescheiden’ en ‘iets obscuurs’ hebben als mensen zich overgeven aan één bepaalde heersende religie, die velen voor hem ook al hebben gedeeld. Iedereen zou moeten bijdragen aan de uitbreiding van het geloof. Maar hij wil niemand verachten om wat hij gelooft en elke religie zonder vijandschap tegemoet treden. Zolang het maar echt is – al lijkt het nog zo lachwekkend. 

Zijn verachting treft wel de ‘pseudo-religies’, al gebruikt hij die term niet. In 1942, noteert hij: ‘Van alle religies is de oorlog de taaiste’. En een jaar later: ‘de wetenschap is religie geworden, een religie van het doden’. Want zij heeft zich in dienst gesteld van de oorlog: ‘Zij bevalt zichzelf als religie en haast zich de mensen uit te roeien (…) Zo is kennis werkelijk macht geworden, maar een dol geworden en schaamteloos aanbeden macht’. En ‘de meest weerzinwekkende religie is de religie van de macht’. 

Ik heb te veel gehoorzaamheid gezien

‘Ik heb te veel gehoorzaamheid gezien,’ schrijft hij in 1970, ’- de gehoorzaamheid aan God diende altijd als voorbeeld voor de machtigen; de buigingen die ik als kind heb gezien, werden (later) voor de zichtbare heren herhaald’. Maar hij voegt hij daar typisch canettiaans de vraag aan toe: ‘kun je zonder een onzichtbare heer de zichtbare weerstaan?’ Met andere woorden: heb je daar ‘God’ niet voor nodig? Moet er niet een laatste en hoogste instantie zijn aan wie men zijn beslissingen toevertrouwt? Kun je je eigen morele vlees keuren?

In 1942 – Canetti is in 1939 net op tijd naar Engeland uitgeweken – stelt hij voor wie dat nog niet wist nog maar eens vast, dat God niet in staat is om in te grijpen en het moorden te verhinderen: ‘God is niet in bij machte ook maar één enkel mens van de dood te redden. Dat is de eenheid en enigheid van God.’ Canetti speelt hier met het woord ‘Een’ uit het belangrijkste Joodse gebed, het Sjema: ‘Hoor Israël, Hij onze God, Hij Een’, in het Hebreeuws echad, dat staat voor één en enig, onverdeeld en uniek. Het unieke van God, zegt Canetti hier dus, is dat hij geen enkel mens van de dood kan redden. Dat is zijn machteloosheid. Een jaar later, in 1943, noteert hij: ‘De mensen kunnen alleen elkaar verlossen. Daarom verkleedt God zich als mens.’ Met die aantekening lijkt hij te zeggen dat God toch mensen kan redden, maar alleen via mensen, gehuld in mensengedaante. 

Dertig jaar later, in de tijd dat de ‘God-is-dood-theologie’ in de mode was: ‘Of God dood is of niet, het is onmogelijk te zwijgen over iemand die er zo lang geweest is’ (1973).

achting voor de bijbel

De Torah – Canetti noemt het nog met de christelijke naam ‘Oude Testament’- is voor hem misschien geen ‘heilig’ en zeker geen onaantastbaar boek. Maar zijn achting ervoor is groot. Dat blijkt al uit zijn aantekeningen uit de oorlogsjaren, zoals deze: ‘Het is vreemd, voor wat vandaag gebeurt is alleen de bijbel sterk genoeg, en het zijn juist de verschrikkingen waarvan zij verhaalt die troost bieden.’ Dat schrijft hij in 1943, en een jaar later volgt deze bekentenis:

‘Het Oude Testament, waar ik het ook opsla, overweldigt mij. Op elke plek vind ik iets dat bij me past. Ik had graag Noach of Abraham geheten, maar ook mijn eigen naam vervult mij met trots. Als ik helemaal dreig op te gaan in het verhaal van Jozef of van David, maak ik mijzelf wijs dat ze mij als schrijver betoveren, en welke schrijver hebben zij dat niet aangedaan. Maar dat is niet waar, het is veel meer. Waarom vind ik mijn droom van de toekomstige hoge leeftijden van de mensen in de bijbel terug, als lijst van de oude patriarchen, als verleden? Waarom haat de psalmist de dood zoals alleen ik dat doe?’ 

helemaal Jood te zijn

In dezelfde aantekening uit het oorlogsjaar 1944 vinden we dit indringende persoonlijke statement: 

‘De grootste verleiding van mijn leven, de enige waar ik heel hard tegen heb moeten vechten, is deze: helemaal Jood te zijn. (…) Ik heb mijn vrienden veracht als zij zich losrukten van de verlokkingen van de vele volken en weer blindelings, gewoon weer Jood werden. Hoe zwaar valt het mij nu ze niet na te volgen. De nieuwe doden, de lang voor hun tijd doden, smeken je erom, en wie heeft het hart nee tegen ze te zeggen. Maar zijn de nieuwe doden niet overal, aan alle kanten, van ieder volk? Moet ik mij voor de Russen afsluiten vanwege de Joden, voor de Chinezen omdat ze ver weg, voor de Duitsers omdat ze van de duivel bezeten zijn? Kan ik niet verder bij iedereen horen, zoals tot nu toe, en toch Jood zijn?’ 

Ruim twintig jaar later, in 1966 vertelt hij: ‘Ik heb alle mythen en sagen gelezen, alleen die van de joden heb ik gemeden’.

zwichten voor de Talmoed

Dagelijks liep hij langs de dikke delen van de Talmoed die al twaalf jaar vlak achter de deur van zijn woning stonden, hij meed ze, het kwam niet in hem op ze open te slaan. Maar dan zwicht hij en raakt onmiddellijk verslaafd. Hij moet zich een dieet opleggen van honderd bladzijden per dag. Hij verslindt ze. Hij houdt van de eindeloze variaties op steeds dezelfde thema’s. In de overdrijvingen herkent hij Kafka en zichzelf. En: ‘In deze verhalen is God mij liever dan in de bijbel, minder zelotisch, menselijker.. (…) De moraal waarvan alles, absoluut alles vervuld is, is eerbiedwekkend. Zij is nooit laf en klinkt nooit naar preek. Zij is lering en uitleg.’ 

Een van Canetti’s laatste aantekeningen uit het jaar voor zijn dood luidt:

‘Ik denk dat het de eigenlijke roeping van de Joden Is om hun betekenis en afkomst te erkennen, die nooit te loochenen, maar wel het geloof te wantrouwen dat hen (met veel leed) tot op vandaag heeft behouden’ (1993). 


De meeste van de geciteerde aantekeningen komen uit de bundel Die Provinz des Menschen, Aufzeichnungen 1942-1972. eigen vertaling). Nederlandse titel: Wat de mens betreft, Privé-domein 31, 1976. 

cover: beeld uit de tentoonstelling Unseen 2013, foto: Bloom

Over Kees Kok 32 Artikelen
Kees (C.G.) Kok (1948) is onafhankelijk theoloog en sinds 1980 verbonden aan Ekklesia Leerhuis Amsterdam; vertaler (Duits) en uitgever van het werk van Huub Oosterhuis; voorzitter van de Stichting Huub Oosterhuis Fonds. De rode draad in zijn theologie is de veelal geloochende en verraden joodse oorsprong van het christendom. Hij schrijft veel over joodse literatuur en vertaalde Duits-joodse poëzie onder andere van Hilde Domin. Hij is gehuwd, heeft drie kinderen en vijf kleinkinderen.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*