Dochters,
De vrouwen die jullie voorgingen waren trots. Ze deinsden nergens voor terug. De mannen daarentegen, waren bang. Angsthazen van de eerste orde.
Toen ik mijn vader vertelde dat mijn spreekbeurt zou gaan over onze achtergrond, keek hij vragend naar mijn moeder. Toen ik daarna vertelde dat Karin de spreekbeurtmoeder zou zijn, fluisterde hij waarschuwend: ‘Die vrouw is hartstikke katholiek.’
‘We zijn niet in Frankrijk, Serge.’ Mijn moeder is niet Joods, wel sterk.
Ik ging matses kopen voor mijn spreekbeurt en mijn favoriete voorleesmoeder kwam me tegemoet.
‘Hai Aaaaaafa.’ Het was de moeder van Nick.
Mijn vader wilde me eigenlijk Chava noemen. Hij deed dat niet, omdat men het toch niet zou begrijpen. Zijn opa, ook zo’n slappeling, had zijn achternaam veranderd. Baumgarten werd Beauregard. De meeste mensen durfde ik wel te zeggen dat je mijn naam niet met een harde ‘f’, maar met een zachte ‘v’ moest zeggen. Toch verbeterde ik de uitspraak van Nicks moeder niet.
Mijn vader had haar namelijk al even door.
‘Antisemite,’ had ik hem eens horen brommen.
Alsof ik dat niet zou verstaan, dacht ik. Tegen mij sprak die sukkel toch ook Frans? Hallo, ik was al acht. Ik weet nog hoe mijn moeder destijds de Allerhande dichtsloeg en mijn vader meenam naar de gang.
‘Serge, je moet echt stoppen met die boeken,’ fluisterde ze.
Nu ik eraan terugdenk, weet ik dat dat ging over die met dat prikkeldraad op de kaft.
‘Waarom zo’n boel crackers, meis?’ De moeder van Nick blies een blonde krul uit haar ogen.
Ik hoorde mijn vader in mijn hoofd iets snauwen over respectloosheid en het brood van onderdrukking.
‘Gewoon… vind ik lekker,’ mompelde ik.
Waarom had ik op dat moment liever dat zij zou denken dat ik me een verstopping zou eten, dan dat ze wist dat ik Joods was? Terwijl, dat was ik niet. Ik had alleen maar een Joodse vader. Een bange Joodse vader. Misschien was dat het. Als ik echt Joods was geweest, had ik misschien wel trots durven zijn.
Ik besefte me in bed pas dat Nick de volgende dag mijn spreekbeurt zou horen. Dan zou hij, en zijn hele familie, weten dat wij Joods zijn.
‘Ik ben trots. Ik ben trots.’ Ik zei het hardop tegen mezelf.
Stiekem hoopte ik dat Nick ziek zou zijn.
De juf vond de spreekbeurt geweldig. Toch wilde ik meteen naar mijn vader. Nick had het stuk matse uitgespuugd.
‘Ik ben blai dat ik niet Joods ben,’ brulde hij.
‘Nick is een antisemiet, Papa,’ zei ik trots, ‘en iedereen moest om hem lachen.’
‘NSB’ers.’
‘Alleen omdat zijn vader een ijswinkel heeft.’
‘Dit is echt niet te doen,’ zuchtte mijn moeder aan de keukentafel. ‘Dat Montignaccen is zo ingewikkeld.’
‘Elitaire nazi’s, die familie.’
‘Kut-Nick, hè Papa?’
Lieve dochters, vanaf dat moment was ik een trotse angsthaas. En dat kon ook best, trots en bang samen.
‘Ja, Ava, kut-Nick.’
‘Nou jongens. Kalm aan,’ zei mijn moeder.
‘Het is toch gewoon zo?’ zeiden papa en ik in koor.
‘Nou jongens. Kalm aan,’ zei mijn moeder.
‘Het is toch gewoon zo?’ zeiden papa en ik in koor.
cover: tekeningen van de dochters van de auteur
Geef als eerste een reactie