Als aanvulling op de Zeeburger Berichten van Channa Kistemaker deel ik graag het volgende verhaal met de lezers van De Vrijdagavond.
Als bestuurder van de Stichting Eerherstel Joodse Begraafplaats Zeeburg ontving ik weer eens een mailtje. Deze keer uit Engeland. ‘Geachte heer Goldstoff’, luidde het bericht. ‘Ik vermoed dat ik een graf heb ontdekt van mijn tante die bij jullie op Zeeburg begraven ligt. Wanneer kan ik dat graf bezoeken en wat kost het?’
laatste zondag
Ik antwoordde dat we iedere eerste zondag van de maand vanaf april open zijn van 11:00 tot 15:00 uur. En het kost niets. Twee maanden later ontving ik weer een mail van deze dame uit Engeland. ‘Meneer Goldstoff, ik heb me vergist bij de organisatie van een aantal familieleden, ik heb hen gevraagd voor de laatste zondag van de maand. Kunt u zelf alstublieft aanwezig zijn op die datum?’
Ik stelde haar gerust en bevestigde dat ik op die datum om 14:00 uur het hek zou openen voor een bezoek van haar familie. Toen ik bij Zeeburg aankwam stond er een twintigtal mensen te popelen om de begraafplaats op te mogen. Onder wie de dame die uit haar Engelse auto stapte. Ik bracht hen bij het graf van haar tante. Het bleek inderdaad haar tante te zijn. Ik zonderde mij af.
Van een afstand hoorde ik dat ze vlot de Jiddische tekst hardop voorlas, vervolgens een verhaal vertelde en er werd het kaddisj gezegd.
Na afloop van de plechtigheid kwam de Engelse dame naar me toe om mij te bedanken dat ik speciaal voor hen de poort had geopend. Beleefd vroeg ik waar ze oorspronkelijk vandaan kwam.
Henri Polaklaan
Zij sprak accentloos Nederlands. Ik voelde dat ze liever niet in gesprek ging, maar antwoorden deed ze toch: ‘uit Amsterdam.’ Nieuwsgierig als ik ben, vroeg ik door. ‘Uit welke buurt’? Ze antwoordde: ‘De Plantagebuurt.’
’Ik ook’ zei ik. ‘Welke straat?’ Na enige aarzeling gaf ze mij antwoord. ’De Henri Polaklaan.’ ‘Ik ook’, zei ik weer. ‘Welk nummer?’ Dit werd te gek. ‘Zevenentwintig’, zei ze. ‘Tussen dokter Hennekes en tandarts Lode van Rijn’ zei ik.
Ze vroeg verbaasd hoe ik dat zo goed weet. ’Ik woonde op 42a, het hoekhuis aan de overkant.’
’Ik speelde altijd met je, ik vond je zo lief!’
Zo zie je maar – de wereld is klein, de Joodse wereld een dorp.
cover: Henri Polaklaan circa 1907; Collectie Stadsarchief Amsterdam: prentbriefkaarten
Schitterend
Ontroerend verhaal!
Ephraim, wat een fantastisch verhaal.dank je Tamara , l gr Ephraim
Dank je Tamara, haar antwoord was een grote verassing, l gr Ephraim