Midden in het oorlogsgeweld van vervolging en vernietiging waren er islamitische burgers die hun leven in de waagschaal stelden en ook hebben gegeven om hun Joodse medeburgers te redden tijdens de Tweede Wereldoorlog.
De expositie Het Andere Verhaal vertelt deze verhalen uit Macedonië, Turkije, Bosnië, Herzegovina, Litouwen, Albanië, Tunesië en vele andere landen.
Butrimonys, 9 september 1941
Overal zie ik soldaten. We lopen in een lange rij. Vaders, moeders, kinderen. En overal Duitse soldaten met geweren. Ook zijn er allemaal enge blaffende honden. Mijn oudere zusje Dora houdt mij bij de hand. Waar brengen de Duitsers ons naar toe? We zijn nu bij de rand van het bos. Plotseling hoor ik mama´s stem achter mij. ‘Shifra, ren! Ren met Dora, het bos in!’ Ik kijk om. Dora grijpt mijn hand nu steviger beet en neemt een sprong. Samen belanden we in de struiken aan de kant van de weg. Vandaar begint Dora hard te rennen, tussen de bomen door. Zij sleept mij mee. ‘Mama, papa!’ Dora zegt: ‘Stil! Niet gillen! Straks horen de Duitsers ons’. In de verte klinken de voetstappen van die lange rij van Joodse bewoners op de weg, het geschreeuw van de soldaten en het geblaf van die soldaten met hun honden. Doodmoe hurken we achter een paar dikke bomen. Niemand lijkt ons achterna te komen. Het geluid van de voetstappen is verdwenen.
Ook de honden zijn nog maar vaag te horen. Ineens horen we knallen. Heel veel knallen achter elkaar. Bang kijk ik Dora aan. Zij lijkt nu ook heel angstig, pakt mij opnieuw bij mijn hand en ligt haar vinger op haar lippen. Het is al bijna donker wanneer het schieten eindelijk ophoudt. ‘Gaan we nu naar huis?’ Dora schudt haar hoofd. Ze kijkt me niet aan. ‘Shifra, naar huis kunnen we niet. We moeten nu hier blijven. In het donker, de hele nacht.’
uit het dorp verdwenen
Deze eerste nacht in het bos werd gevolgd door heel veel nachten. Eén keer zijn we op een erg donkere avond het dorp ingeslopen. Ons huis achter het pleintje was helemaal donker. De dubbele deuren van de stal stonden wagenwijd open. Al gauw hadden we in de gaten dat alle Joden uit het dorp waren verdwenen, ook papa en mama. ‘ Shifra’, Dora huilt, ’Shifra weet je nog dat schieten’? Ik knik. ‘Al die mensen die het bos in moesten lopen.’ Dora maakt haar zin niet af. ‘Kom, Shifra, terug het bos in.’
Al weken hebben we ons zelf niet gewassen, ons haar hangt in slierten langs ons gezicht. Hoe lang we het zo, op blote voeten, in het bos hebben uitgehouden weet ik niet. Op een dag neemt Dora mij weer bij de hand. ‘Shifra, we gaan terug naar het dorp. Het maakt allemaal niets meer uit. Papa en mama zijn er niet meer’.
‘Als de Duitsers ons pakken is dat niet erger dan dat we doodvriezen of doodgaan van de honger in het bos’. Ik knik. Dora zal wel weten wat zij doet. Tegen het einde van de middag komen we in het dorp aan. Hier en daar zien we wat soldaten maar ze kijken niet naar ons. Wij dragen gescheurde vodden en zijn broodmager geworden. Ik ben doodmoe en sleep me zelf voort. Al drie of vier dagen hebben we niets gegeten of gedronken. Vlak bij het pleintje waar de vrouwen altijd hun was doen staat de moskee. Schuin daarachter een klein houten huisje. Net als we daar langs lopen wordt het zwart voor mijn ogen.
Jonas en Felicija
Dora trekt mij overeind. ‘Shifra, toe. Wees flink. Ik zal vragen of we hier naar binnen mogen. Misschien hebben deze mensen wat te eten’. Ik hoor hoe ze op de deur klopt. ‘Felicija! Kom hier!’ Een klein vrouwtje staat nu naast een man in de deur. ‘Allah is groot! Dit zijn de dochters van Ibrahim, de Jood. De slager! Hoe heette zijn vrouw ook alweer?’ Zonder verder een woord te zeggen trekt de man ons naar binnen en sluit de deur. ‘Waar komen jullie vandaan? Alle Joden zijn toch in het bos gedood? Waar hebben jullie al die maanden gezeten?’ Felicija neemt mij mee naar een hoek van de kleine kamer en legt mij op een matras. ‘Arm kind’. Er staat geen tafel in de kamer. Ook zijn er geen stoelen. In de hoek brandt een vuurtje.
‘Jonas, is er nog wat brood’? De man pakt een klein stukje brood van een plank. ‘Hier, dat is het enige wat we nog in huis hebben’. ‘Hindert niet Jonas, morgen, Inshalla, zien we wel verder. De vrouw schilt een wortel en kookt deze in een ketel boven het vuur. Een uurtje later krijgen we voor het eerst in maanden weer wat warms in onze maag.
Jonas en Felicija hebben nauwelijks voor zichzelf en hun drie dochtertjes iets te eten. Naast het huisje is een klein stukje land waar zij wat groenten op laten groeien. Jonas en Felicija kunnen niet lezen en niet schrijven. Soms brengt Jonas een krant mee uit het dorp en dan leest Dora hem voor. Felicia leert ons breien. Vaak lopen er Duitsers door de straat. Wij worden dan in een kast achter de kamer weggestopt. In de hoek van de kamer hebben Jonas en Felicija wat stro neer gelegd. Dat is ons bed. En aan het einde van de week stopt Felicija, wanneer Jonas niet thuis is, haar eigen dochtertjes en ons in een teil met heet water. Als de Duitsers ons vinden loopt het slecht af, ook voor Jonas en Felicija.
bevrijd
Dan, op een dag horen we weer schieten. Heel hard. Daarna is het stil. Buiten rennen allemaal soldaten en rijden auto’s door het dorp. Jonas en Felicija huilen van blijdschap. ’We zijn bevrijd’!
Dora kijkt me streng aan. ‘Vader Jonas en Moeder Felicija hebben ons leven gered. Van alle zevenhonderd Joden uit ons dorp zijn wij de enige die nog leven.’ Op dat moment begrijp ik dat allemaal niet. Wel weet ik dat we papa en mama nooit meer zullen zien. Voor het eerst in meer dan een twee jaar lopen we op straat. We wandelen hand in hand met vader Jonas en onze ‘zusjes’, tot aan de deur van de dorpsmoskee.‘
Dora, Shifra, we zijn bevrijd. Allah is groot’.
In augustus 2000 ontvangen Jonas en Felicija de onderscheiding
‘Rechtvaardigen onder de Volkeren’.
De tentoonstelling is te zien van 13 december tot en met 16 maart 2022 in het Memory Vrijheidsmuseum in Nijverdal.
meer info over het museum raadpleeg de site
coverbeeld: tentoonstelling Het Andere Verhaal, Nijverdal
Geef als eerste een reactie