Twee gedichten van Rose Ausländer (1901-1988), over wie in deze serie eerder de aflevering van 6 mei 2021 verscheen: ‘Hoe ik schrijf? De woorden dicteren mij’.
Ausländer: ‘Waarom ik schrijf? Misschien omdat ik in Czernowitz ter wereld kwam. Dat bijzondere landschap. Sprookjes en mythen zaten in de lucht, je ademde ze in. Het viertalige Czernowitz was een muzische stad die vele kunstenaars, dichters en liefhebbers van kunst, literatuur en filosofie herbergde.’
JOODSE POËZIE VAN DE TWINTIGSTE EEUW
weinig bekende Europees-Joodse dichters ingeleid en geannoteerd door vertaler Kees Kok
1.
VADER
Aan het hof van de wonderrabbi van Sadagora
leerde vader de moeilijke geheimen
Zijn oorlokken luidden legenden
in zijn handen droeg hij het Hebreeuwse woud
Bomen van heilige letters strekten hun wortels
van Sadagora tot Chernowitz
De Jordaan mondde toen uit in de Pruth –
magische melodieën in het water.
Vader zong ze leerde en zong dat
voorvaderlijk erfgoed vergroeide met
woud en wateren
Achter de weide naast de molen
stond de gedroomde ladder
tegen de hemel aangeleund
Jakob ging het gevecht met de engelen aan
altijd overwon zijn wil
Van Sadagora naar Chernowitz en
terug naar het Heilige Hof waarden de wonderen rond
nestelden zich in het gevoel
De knaap leerde de hemel kende de
maten van de engelen hun afstanden en getal
was thuis in het labyrint van de kabbala
Op een dag wilde de zeventienjarige de andere kant zien
trok naar de wereldse stad
werd verliefd op haar
bleef aan haar hangen
Moeilijke geheimen
In dit gedicht lopen woorden en zinnen, namen en plaatsen, het bijbelse land en de Boekovina, met Czernowitz als de oude hoofdstad waar Rose Ausländer opgroeide, door elkaar als de kleuren van een aquarel. De Boekovina (‘Beukenland’), is een historische regio, die nu ongeveer voor de helft in Roemenië ligt en voor de helft in Oekraïne. Het gebied wordt van noordwest naar zuidoost doorsneden door de rivieren de Pruth en de Siret. Sadagora, ruim 9 kilometer, twee uur lopen, van Czernowitz, telde een aanzienlijke Joodse gemeenschap en is van grote historische betekenis voor het chassidische Jodendom. Daar zetelde sinds het eind van de achttiende eeuw een dynastie van chassidische rabbijnen, met een paleisachtig hof en een synagoge. Dat hof werd bezocht door duizenden chassidiem. De zonen van deze Friedman-dynastie, stichtten overal elders eigen scholen, na de Shoa nog in Tel Aviv en Bnei Barak (Israël). Ook de vader van het gedicht, en naar men mag aannemen van Rose Ausländer, was een van de leerlingen van de ‘wonderrabbi’ van Sadagora. Daar werd hij ingewijd in de ‘moeilijke geheimen’ van de Talmoed, de Joodse legenden en liederen, en in de kabbala. Daar vloeiden het landschap samen met dat van het bijbelse Israël. De Jordaan mondde uit in de Pruth. Bomen droegen Hebreeuwse letters als bladeren en strekten hun wortels uit ‘van Sadagora tot Czernowitz.’
De geschiedenis van Jakob, vanaf zijn ‘gedroomde ladder’ naar de hemel, waarlangs engelen opstegen en afdaalden, tot aan het gevecht met de engel, waarmee hij ‘Israël’ werd, is hier in één strofe samengevat. En die ladder staat gewoon om de hoek, naast de molen. De vader leerde als kind zelfs de ‘maten’ van de engelen kennen, hun ‘afstand en getal’.
Maar dat hield allemaal geen stand. Op zijn zeventiende wilde hij ‘de andere kant’ zien, de echte wereld. Hij ‘trok naar de wereldse stad, werd verliefd op haar, bleef aan haar hangen.’ In enkele woorden schetst Ausländer hier het proces van secularisatie en assimilatie, even onvermijdelijk als dramatisch in het licht van wat erna kwam.
2.
GEDULD
Veelduizend jaar geduld
Wij wonen ondergronds
de uitgang dichtgegroeid
Een keer per jaar opent
het luik zijn oog
een ogenblik
en aanschouwt
de profetische gloed in het oosten
Veelduizend jaren nacht
De scepter van de koningin
is een bom
Achter de bergen
bij miljoenen dwergen
wacht Sneeuwwitje
op Don Quichot
wacht de rabbi
op het onuitsprekelijke woord
om zijn zegen te kunnen spreken
Veelduizend jaar geduld
Sneeuwwitje
Niet zomaar een paar duizend, maar veelduizend jaar geduld. Geduld waarvoor? geduldig wachten op een betere wereld, of, anders gezegd, op de messias, op Elia? Intussen ondergedoken, ondergronds – in het getto?. Eén keer per jaar – wanneer is dat, Pesach? – opent het luik zijn ogen en kijkt de wereld in, en ziet even een glimp van de profetische gloed in het oosten, van de opkomende zon. Maar het schiet niet op. Het leven ondergronds lijkt een nachtmerrie, een wreed en verward sprookje, een parodie op Sneeuwwitje. De scepter van de koningin – de stiefmoeder? – is een bom, zoals haar appel giftig blijkt. De zeven dwergen zijn miljoenen geworden; wonderbare dwergenvermenigvuldiging. Ze zijn niet langer schattig en behulpzaam, maar eerder bedreigend. En Sneeuwwitje ligt in haar glazen kist te wachten. Niet op de kus van de prins op het witte paard, maar op Don Quichot, de vechter tegen de bierkaai op zijn uitgemergelde boerenknol, op zoek naar zijn Dolcinea en andere waanbeelden.
En daar is tenslotte ook de rabbi, misschien wel de wonderrabbi uit Sadagora. Ook hij wacht, om de ultieme zegen te kunnen spreken – op de messias?, op de onuitsprekelijke Naam zelf, Hasjem? Maar het blijft wachten. Veelduizend jaar. Zoals de rabbi in dat sabbatgedicht van Rose Ausländer.
(…)
De rabbi bensjt
gebeden
Wanneer is het sabbat
vraag ik
Altijd
in de hemel
Hier rabbi
hier wanneer
Sjaloom
murmelde hij
en nog een paar
Hebreeuwse woorden
Ik versta ze niet
De wonderschone gedichten van Rose Ausländer ontroeren mij en inspireren mij in mijn werk.