De Parasja van deze week heet Toledot. Toledot betekent ‘nakomelingen’. Ik heb dit altijd een raar woordje gevonden omdat het klinkt alsof die kinderen ongepland waren, maar dit terzijde.
Toledot begint zo: ‘Dit zijn de nakomelingen (Toledot) van Jitzchak, de zoon van Awraham: Awraham had Jitzchak voortgebracht.’
Het woordje ‘Toledot’ zelf komt in totaal negen keer voor in Tenach:
- De schepping van de eerste mens, Adam (Bereesjiet 5:1)
- De zonen van Noach: Sjem, Cham en Jeffet (idem 6:9)
- De kinderen van de zonen van Noach, eindigend met de zonen van Sjem (10:1)
- Een uitgebreidere versie van de nakomelingen van Sjem, eindigend met Terach, de vader van Awraham (11:10)
- De zonen van Terach: Awraham, Nachor en Haran (11:27)
- Awraham’s zoon Jitzchak en diens zonen Esav en Ja’akov, eindigend met Ja’akov die het eerstgeboorterecht verwerft (25:19, onze parasja!)
- De kinderen van Aharon en Mosjé (Bemidbar 3:1)
- De nakomelingen van Peretz, eindigend met koning David (Roet 4:18)
In alle hierboven genoemde gevallen kunnen we het erover eens zijn dat ‘toledot’ doelt op nakomelingen.
Deze serie nakomelingen laat een schifting zien tussen de zonen die achenebbisj niet als belangrijk worden beschouwd en de uitverkoren zonen die het wel waard waren om met ‘toledot’ te worden aangeduid. Zo ontstaat er een duidelijke stamboom van uitverkoren bijbelse persoonlijkheden: Adam, Noach, Sjem, Awraham, Jitzchak, Ja’akov, Aharon en Mosjé.
De schrijver van het boek Ruth geeft tenslotte ook subtiel aan dat koning David Gods uitverkorene koning was, door de generaties van Peretz tot David in te leiden met het sleutelwoord ‘toledot’.
De eerste ‘toledot’ van de Tora heb ik tot het laatst bewaard. Het komt uit de tweede versie van het scheppingsverhaal, uit hoofdstuk twee:
- ‘Dit zijn de generaties (toledot) van de hemel en van de aarde toen ze werden geschapen, op de dag dat de Eeuwige God de aarde en de hemel maakte.’
Wacht eens eventjes. De generaties van hemel en aarde? Planten die zich dan voort?!
Toledot komt toch van ‘laledet’, bevallen. Waarom gebruikt de Tora dit woord dan om het ontstaan van hemel en aarde te omschrijven? De orthodoxe vertaling ‘geschiedenis’ of ‘gebeurtenissen’ lijkt in ieder geval te geforceerd te zijn.
Volgens moderne Bijbelgeleerden lijkt de Tora hier een tipje van de sluier op te lichten als het gaat om de oorsprongen van het scheppingsverhaal. De Tora baseert zich hier op scheppingsmythen uit het oude nabije oosten, van Egypte tot Mesopotamië. Het verandert die mythen dusdanig dat er van het polytheïstische gedachtegoed nog maar weinig overblijft. Professor Robert Alter noemde het gecombineerde verhaal: “meeslepend in zijn archetypische karakter en zijn aanpassing van mythe aan monotheïstische doeleinden”.
Toch vinden we overblijfselen van polytheïstische mythen in deze gecombineerde verhalen. In Egypte, bijvoorbeeld, kreeg de god Atum een tweeling: Sjoe en Tefnoet. Sjoe vertegenwoordigde droge lucht en Tefnoet vochtige lucht. Deze goden scheidden de hemel van de wateren. En omdat de goden hielden van voortplanten, ja, zelfs in de familie, kregen ze nakomelingen: Noet (hemel) en Geb (aarde). Die kregen op hun beurt ook weer kinderen. “Dit zijn de generaties (‘toledot’) van de hemel en van de aarde”.
De Tora onderscheidt zich van de scheppingsverhalen uit het oude nabije oosten door hieraan toe te voegen: “Dit zijn de generaties van de hemel en van de aarde op de dag dat de Eeuwige God de aarde en de hemel maakte.” De Tora benadrukt dat God de schepper was van deze hemel en aarde. Let ook op het feit dat de Tora eerst hemel en aarde vermeldt en dit daarna omdraait tot aarde en hemel. Zo wordt benadrukt dat deze ondergeschikt zijn aan Hem. En zo rebelleert de Tora tegen het polytheïstische dogma van zijn tijd.
Met af en toe een Freudiaanse verspreking.
Cover illustratie: Primo Gill, speciaal voor De Vrijdagavond
Geef als eerste een reactie