“Het gebouw is thans geen synagoge meer”, schreef dr. H. Boas te Badhoevendorp op 18 oktober 1997 in de NRC.
De toorn van deze beroemde classica en vooral schrijfster van ingezonden brieven Henriëtte Boas (Amsterdam 1910-2001) werd gewekt door die ene zin in de NRC vijf dagen eerder. Daarin word ik geciteerd: “Omdat we niet zionistisch en niet orthodox zijn, zijn we primair georiënteerd op Amerika”. Ik las het artikel van NRC-journalist Frits Groeneveld zonder veel bijgedachten, maar Boas was zo verbolgen over deze ‘oriëntatie op Amerika’ dat zij daags later in een ingezonden brief schreef: “Dit is geen daad van piëteit tegenover de vroegere bezoekers van de Uilenburgersynagoge.”
Dat was en is een grove belediging waar ik diep door was geschokt. Vooral omdat Boas er denigrerend aan toevoegde: “Mijn inziens kan de groep Beth Chidush (sic!), op zoek naar een joodse identiteit die bij haar generatie past, beter in de Rode Hoed blijven.”
Oef, die was raak. Het was een onverholen vorm van excommunicatie (zo van “jullie horen er niet bij, blijf maar in de Rode Hoed want jullie zijn een soort christenen”).
Ik reageerde er niet op. Enerzijds omdat ik Boas respecteerde als de strenge maar rechtvaardige eminence grise van de joodse journalistiek. Boas verwoordde wat velen in joods Nederland dachten: ‘wat denken die vlegels wel, dat zij zomaar een oude synagoge in gebruik kunnen nemen?’ Beit Ha’Chidush begaf zich buiten de gebaande rabbinale paden. Zij trok zich niets aan van wat ‘men’ ervan vond. Ik reageerde ook niet omdat ik ergens wist, gebaseerd op buitenlandse ontwikkelingen die ik nauwgezet volgde, dat de toekomst ons gelijk zou geven.
En, waarom reageren op de woorden van Boas? We straalden daags later nog, want de gewraakte Kol Nidreedienst op die 10de oktober 1997 bleek een groot succes met voorzangers Ken Gould en Julia Bronkhorst die zo gaaf klonken in de prachtige akoestiek van het houtgewelf van de sjoel.
Het was een waagstuk om deze oude synagoge in het hart van wat voor de oorlog de armste joodse buurt van Amsterdam was, van waaruit geen enkel mens terugkeerde uit de kampen, om in die setting de meest heilige dienst te houden van het jaar: Kol Nidree, het fameuze begin van Jom Kipoer, de Grote Verzoendag. Hoe we ertoe kwamen om deze dienst in de toen net gerestaureerde Uilenburgersjoel te houden, beschrijf ik in Knock, Knock, Knocking on Heaven’s door.
Het was een magische avond in een overvolle sjoel, van een nieuwe generatie, internationaal georiënteerd en toch ook ingebed in de Nederlands-joodse traditie. Boas had bovendien geen gelijk dat deze ruimte geen synagoge meer was.
herinwijding
Een paar uur voor de Kol Nidre-dienst, wijdde gastrabbijn Elizabeth Sarah uit Londen het gebouw in door de mezoeza aan te slaan. Er werd kiddoesj gemaakt en het Sjehechianoe gezegd – eerbetoon aan de eerste keer. In dit geval de eerste dienst in de Uilenburgersjoel na de oorlog. De Engelse rabbijn was zichtbaar ontroerd. In eigen land verguisd omdat zij pleitte voor ‘same sex committment ceremonies’ in Amsterdam omringd door gelijkgezindten die een oude synagoge in ere herstellen.
Dit jaar ga ik naar Bendigamos, een nu vijf jaar oud initiatief (voortgekomen uit de wens van sefardische jongeren) dat me in vele opzichten doet denken aan de pioniersjaren van Beit Ha’Chidush.
Miyom Kippurim zeh, ad Yom Kippurim haba aleinu letovah
from this Yom Kippur until the next Yom Kippur, may it come upon us for good.
Media-aandacht
Deze Kol Nidreedienst en de herinwijding van de Uilenburgesjoel kreeg ruime aandacht in de landelijke pers. Naast de NRC, zitten er artikelen uit het Parool en Trouw in mijn archief. Er waren radioreporters en TV-camera’s aanwezig. Decennialang kreeg men van joodse instanties berichten over de nasleep van de Holocaust, over groeiend antisemitisme en problemen naar aanleiding van gebeurtenissen in Israel, zelden, zo vermoed ik, over positieve ontwikkelingen. Eigenlijk werden al mijn persberichten – zeker toen we de eerste vrouw als rabbijn benoemden – groot uitgemeten in de media. In mijn archief zit ook het mooie verhaal van ooggetuige Renée Citroen met als titel ‘Nieuw begin in de Uilenburgersjoel’ (NIW, 17 okotber 1997)
Leuk, Wanya,dat je refereert aan een verhaal van mij in het NIW. Ik lees met belangstelling en nostalgie je verhalen over Beit Ha’Chidush, ga zo door!
Renée
dank!
Nav de armste joodse buurt van Amsterdam was, “van waaruit geen enkel mens terugkeerde uit de kampen”:
Deze laatste opmerking is een misplaatst cliché want getuigt van gebrek aan respect voor degenen die het gelukt is te ontsnappen uit de klauwen van de nietsontziende bezetter. En telt onderduik niet mee?
Laat ik een paar overlevers noemen die indertijd meegedaan hebben aan het Spielberg-project (te zien als Tweeduizend Getuigen in het JCK). Het trefwoord “Uilenburger” geeft de volgende hits:
Eli Asser, geboren in 1922, in de Jodenhouttuinen nr. 5.
Barend Zwaaf (Amsterdam, 1921) groeit op op Uilenburg.
Elisabeth (Bettie) Peperwortel-Eljon, geboren in 1939 in de Uilenburgerstraat 86 in Amsterdam.
Haar nichtje Liesje Peperwortel, ook geboren in 1939, woonde in de Nieuwe Uilenburgerstraat 96.
Jacob Soesan, geboren in 1923, woonde in de Peperstraat en gaat naar school in de Nieuwe Uilenburgerstraat.
Dit is slechts een kleine greep uit het archief met kleurrijke verhalen over de oude, armste Jodenbuurt uit de mond van directe getuigen. Wie één mens redt ….
dank voor je reactie Denise. De Vrijdagavond wil graag verhalen plaatsen over deze families en anderen die de oorlog overleefden.
We schrijven met respect voor het verleden en voor elkaar – ook als iemand een ‘cliché’ gebruikt of een foutje maakt. Dan wijzen we elkaar daar liefdevol op, bij voorkeur in een privébericht. De Vrijdagavond wil zich daarin onderscheiden!
Fantastisch verhaal. Dank Bloom dat je deze vergeten geschiedenissen met ons deelt.
Bloom heeft het te absoluut gezegd,maar ik denk dat ze bedoelde dat de sinasappelventers uit de Uilenburgerstraat geen schijn van kans hadden op een plekje in Barneveld of Theresienstadt,maar linea recta op de treinen naar
Sobibor werden gezet.De Joodse Raad maakte een onvergefelijk onderscheid tussen de ongeletterden en de intellectuelen, waarvan Cohen zei dat ze na de oorlog nodig waren om het Nederlandse Jodendom weer op te bouwen