Het verontrustende IPCC-rapport liegt er niet om: het is duidelijk dat de mens de belangrijkste oorzaak is van de opwarming van de aarde. Dit rapport van het klimaatpanel van de Verenigde Naties is groot nieuws en domineert de media, in elk geval tot de Taliban heel Afghanistan verovert. Van uitingen van grote zorgen, oproepen tot daadkracht aan het te vormen kabinet, tot huis-tuin-en-keukentips. Begon een beter milieu immers niet bij jezelf?
Ook gelaten reacties, zoals deze week van Marjoleine de Vos in NRC: ‘We gaan deze klimaatramp helemaal niet tegen houden. […] Er zijn altijd zoveel landen die niet mee willen doen, zoveel grote financiële belangen, zoveel traagheid en onwil en onmacht en ongeloof.’ Ze schrijft dat ze er somber en wanhopig van zou worden, maar dat dat gek genoeg niet gebeurt. Omdat haar voorstellingsvermogen tekort schiet? Of omdat levensdrift sterker is dan de angst voor de toekomst? Ze schrijft over een brief uit een boek van Vasili Grossman, waarbij de angst en het slechte vooruitzicht tijdens de oorlog niet de hoop doen uitdoven. ‘Hoop gaat haast nooit samen met rede, het is iets onzinnigs en instinctiefs, denk ik. […] We menen nog veel tijd te hebben, al weet niemand hoeveel. Het maakt niet uit’.
Ook Jonathan Safran Foer haalt, in zijn boek ‘Het klimaat zijn wij’, de Sjoa aan. Hij citeert uit de proloog van ‘The Karski Report’ van Claude Lanzmann, waar wordt gesproken over ‘de ongehoorde gruwel, waar hersenen niet op in zijn gesteld om te verwerken’: ‘Raymond Aron, die naar Londen was gevlucht, werd gevraagd of hij wist wat er toen in het oosten gebeurde. Hij antwoordde: ‘Ik wist het wel, maar ik geloofde het niet, en omdat ik het niet geloofde, wist ik het niet.’ Geloof is niet af te dwingen, zelfs niet met onweerlegbaar bewijs, schrijft Safran Foer.
In Gan Eden wordt de mens verteld het land te bewerken en te beschermen, le’ovda oelesjomra (Bereesjiet 2:15). In actuelere termen: duurzame landbouw. Bescherming van de leefomgeving. Deze en andere zinsnedes uit Tanach en latere literatuur wijzen erop dat we zuinig moeten omspringen met de wereld, welke we zo goed mogelijk aan ons nageslacht willen doorgeven. Buiten onze landsgrenzen zijn er joodse klimaat- en milieubewegingen. Toch zie ik voor me hoe het licht, de ketel, de sjabbesplaat gedurende de hele sjabbat en als de jomtev dagen ongunstig vallen wel drie dagen aan staan. Met pesach de keuken is afgeplakt met aluminiumfolie. Veel weggooiservies wordt gebruikt thuis en in sjoel. Het liefst op sjabbat en feestdagen zowel vis als vlees wordt gegeten. – Daar staat dan weer wel een wekelijkse dag zonder telefoon, laptop en auto tegenover.
Hoe zou het zijn als leiders van onze joodse gemeenschap vol in zouden zetten op de mitsvot die te maken hebben met onze fysieke leefomgeving? Deze minstens zo serieus nemen als sjabbat en kasjroet? Het kan: Rav Kook pleitte zo’n honderd jaar geleden al voor het vegetarisme. Vegetarische kibbezoeb, met bouillonpoeder van Osem inclusief MSG, smaakt ook goed, aldus mijn kinderen. Laten we zelf die leiders zijn en tikoen olam, het repareren van de wereld, ook letterlijk nemen en ons daar samen hard voor maken. Dan kunnen we, met energie van de zonnepanelen van onze huizen, scholen en sjoels, ons licht laten schijnen. Een or lagojiem, licht onder de volkeren.
Credits laatste twee zinnen: Joktan Cohen
Geef als eerste een reactie