Geschiedenis is niet een beschrijving van wat er gebeurd is, maar een uittreksel en een interpretatie daarvan. Meestal met een eigen doel. Het beschrijven van geschiedenis is dus een politieke daad op zichzelf. Dat leidt dan ook tot opmerkelijke situaties. In het zuiden van België en het noorden van Frankrijk barst het van de monumenten van de Eerste Wereldoorlog; op veel plekken aan andere fronten zal je weinig kunnen vinden. In Spanje zijn nauwelijks herinneringen aan de Spaanse burgeroorlog; zelfs bij Teruél, waar zich toch één van de grootste en meest beslissende veldslagen heeft afgespeeld, ligt nog geen pepernoot, terwijl er wel al €10 miljoen besteed is aan een idee voor een museum: er is gewoonweg te weinig politiek draagvlak voor een vorm van herinnering die door een groot gedeelte van de Spaanse bevolking gedragen wordt. Dichter bij huis: de discussies over hoe we de gedragingen van de Nederlanders (inclusief de Joodse Nederlanders) ten tijde van de Tweede Wereldoorlog moeten valideren en wát en wíe we nu precies herdenken op 4 mei leveren meer stof op dan een simpele column over de parasha van de week kan omvatten.
Laten we daarom eens kijken hoe Mozes de geschiedenis beschrijft, en welke lessen hij eruit wil laten leren.
Aan het eind van Numeri was het eigenlijk al gedaan met de leider van het Joodse volk. Mozes had zijn opvolger aangekondigd en het was algemeen bekend dat hij de Jordaan niet over zou gaan. Maar, in tegenstelling tot hoe het meestal gaat met leiders als ze hun opvolger bekend maken, is dit niet het eind van de bemoeienis van Mozes. Hij maakt het netjes af met zijn interpretatie van de geschiedenis, en de opdracht om het geleerde in actie om te zetten.
Hij vertelt de Joden hoe hij de Eeuwige smeekte om hem toe te staan het Land van Israël binnen te gaan, maar Die weigerde en gaf hem in plaats daarvan opdracht om een berg te beklimmen en het Beloofde Land te zien.
Voordat Mozes, later dit jaar, in de herfst, geniet van dat vergezicht geeft hij er eerst eentje aan ons. Mozes vertelt over de uittocht uit Egypte en het geven van de Thora, waarbij hij die gebeurtenissen kwalificeert:
Want, vraag toch naar de vorige dagen, die voor u geweest zijn, van dien dag af, dat G-d den mens op de aarde geschapen heeft, van het ene einde des hemels tot aan het andere einde des hemels, of zulk een groot ding geschied of gehoord zij, als dit:
Of een volk gehoord hebbe de stem van G-d, sprekende uit het midden des vuurs, gelijk als gij gehoord hebt, en levend zij gebleven?
Of: of G-d verzocht heeft te gaan, om Zich een volk uit het midden eens volks aan te nemen, door verzoekingen, door tekenen, en door wonderen, en door strijd, en door een sterke hand, en door een uitgestrekten arm, en met grote verschrikkingen; naar al hetgeen de HEERE, uw God, ulieden voor uw ogen in Egypte gedaan heeft?
U is het getoond, opdat gij wetet, dat de HEERE die G-d is; er is niemand meer dan Hij alleen!
Deuteronomium 4:32-35, Statenvertaling
Met andere woorden: Mozes roept nog eens in herinnering welke unieke zaken de Joden hebben meegemaakt. Hebben ze die informatie nodig? Zouden ze niet van hun ouders gehoord hebben hoe bijzonder de ervaringen van de Joden waren?
Ja dat is nodig. Mozes voorspelt dat in toekomstige generaties het volk zich van God zal afkeren, afgoden zal aanbidden en uit hun land zal worden verbannen en onder de naties zal worden verstrooid; maar van daaruit zullen ze G-d zoeken en terugkeren om Zijn geboden te gehoorzamen.
Deze parasja bevat een herhaling van de Tien Geboden en de verzen van het Shema, die de fundamenten van het Joodse geloof verklaren: de eenheid van De Eeuwige (“Hoor O Israël: de HEER is onze G-d, de HEER is één”); de mitswot om De Eeuwige lief te hebben, Zijn Thora te bestuderen en “deze woorden” als tefillien op onze armen en hoofden te binden, en ze te schrijven in de mezoezot die op de deurposten van onze huizen is aangebracht.
Juist in de bewoording van deze laatste mitswe schuilt de bedoeling van Mozes. Zoals gezegd bestaat het grootste gedeelte van Deuteronomium uit herhalingen (en interpretaties) van van wat we al eerder gelezen hebben. In het geval van de mitswa van tefillin vinden we de eerste tekst in Exodus:
En het zal tot een teken zijn op uw hand, en tot voorhoofdspanselen tussen uw ogen; want de HEERE heeft door een sterke hand ons uit Egypte uitgevoerd.
Exodus 13:16, Statenvertaling
En in de parasha van deze week:
Ook zult gij ze tot een teken binden op uw hand, en zij zullen u tot voorhoofdspanselen zijn tussen uw ogen.
Deuteronomium 6:8, Statenvertaling
Waar het bij Exodus ging over het bestaan van tefillin, ligt de nadruk in de parasha van deze week op het doen: het omdoen, of leggen van tefillin.
De parasha van deze week windt er geen doekjes om: de interpretatie van Mozes van de mitswa van tefillin is het omdoen. Het bestaan van de mitswa alleen is onvoldoende. De extra motivatie die Mozes geeft aan het leggen van tefillin is zo ook duidelijk: wij hebben een aantal unieke ervaringen meegemaakt, en hebben ons iedere keer afgewend van dat wat ons verbindt. En telkens zijn we teruggekeerd. Bijvoorbeeld naar die gekke stukjes leer die we om op ons hart binden en tekenen tussen onze ogen zijn.
Mitswa betekent “verbinding”, maar laat in het midden met wie of wat. Het is dus heel goed mogelijk om tefillin te leggen zonder “vroom” te zijn of te “geloven”. Het is het uniform van de Joden, en legt een verbinding met je geschiedenis, met je hart, je hoofd, en jezelf. Alleen daarmee al is de parasha van deze week een prachtige TED-talk die ons in ieder geval leert om dit prachtige gebruik te vervullen.
Als je geen tefillin hebt, mail me even, dan regelen we wat.
Shabbat shalom
Geef als eerste een reactie