Totaal verdwaald in het online labyrint stuitte ik op een Wikipedia-pagina getiteld List of British Jewish nobility and gentry. Die bleek een onderafdeling te zijn van de List of European Jewish nobility en voor ik het wist had ik een goudader geraakt: een lijst met Lists of Jews. Als ik daar nu eens elke twee weken een twee pagina’s vullend artikel over de bijzondere verrichtingen van een handvol Joodse beroemdheden uit zou opdelven, dan was ik zeker voor twee jaar onder de pannen! De bijbehorende “category” zet ze netjes op alfabet: acteurs, anarchisten, architecten, astronauten, atheisten en agnosten. Er komt geen einde aan de intersectionaliteit!
Mijn aandacht werd echter getrokken door één enkele naam, die van Joseph Duveen, 1st Baron Duveen (1869-1939). Eén trapje hoger dan Lord Rabbi Jonathan Sacks z”l, want zijn titel was overerfelijk. Aangezien hij slechts één dochter had, die zelf geen kinderen op de wereld zette, was de dynastie helaas snel uitgestorven. Welke verdienste deze man in de Britse adelstand had gebracht, wist ik niet, maar zijn naam kwam me bekend voor. Ach ja, afgelopen herfst was Hansje Galesloot – bestuurslid en coördinator van de vrijwilligers bij de Stichting Eerherstel Joodse Begraafplaats Zeeburg – bij het maaien van een strook riet gestuit op een brede hardstenen sokkel. Bij nader onderzoek bleek daarachter, weggezakt in de veengrond, de zerk van een zekere Joseph Duveen te liggen, overleden op 4 november 1877.
De familierelatie bleek eerstegraads: de Engelse baron was een kleinzoon van “onze” Joseph Duveen! Op zo’n moment snap je meteen waarom op Wikipedia dat soort rare lijsten worden aangelegd. Onzin natuurlijk, maar stiekem voelde ik me toch een beetje trots dat “een van ons” zo beroemd was geworden. Dat de oorspronkelijk Engelse lijst in vertaling vooral populair blijkt in landen met een moslim bevolking en in Oost-Europa, (en dat een grappenmaker er een link naar de “List of Moroccan people” tussen heeft gezet), laat evenwel meteen de schaduwzijde van dit soort exclusiviteit voelen.
Maar kom, laten we ons liever richten op het verhaal van deze bijzondere familie. Over Joseph de kleinzoon kan ik kort zijn: over hem zijn al boeken vol geschreven. Hij was een legende, al tijdens zijn leven. Schitterende anekdotes illustreren zijn mensenkennis, zijn durf, zijn handelsinstinct en zijn fenomenale vakkennis. Zijn motto “Europe has a great deal of art, and America has a great deal of money” is een niet te overtreffen samenvatting van zijn succesformule. Hij hielp de verarmende Europese adel aan geld, door hun culturele erfgoed te verkopen aan een nieuwe elite in Amerika, die zich graag met de oude aristocratie van Europa wilde identificeren. Het meest indrukwekkende wat ik over hem gelezen heb, is echter dat zijn persoonlijke smaak ook nu nog de sfeer van de collecties “oude meesters” in Amerikaanse musea bepaalt.
Zijn vader, Joel Joseph Duveen (1843-1908), was in 1869, samen met zijn broer Henoch Joseph Duveen (1854-1918), vanuit Meppel naar Londen vertrokken. Nadat zij daar met behoorlijk succes een bedrijf hadden opgezet dat porcelijn uit Holland importeerde, verschoven zij hun aandacht naar de handel in kunst en antiek. Toen Henoch een vestiging van de firma in New York had opgezet, was de basis voor het imperium gelegd. Neefje Joseph ging bij hem in de leer en breidde de zaak verder uit met een winkel in Parijs. De naam Duveen is heel lang een begrip geweest in de wereld van de kunst- en antiekhandel. We komen hem nog tegen in de Brieven aan Camondo van Edmund de Waal.
Wat mij betreft is het grootvader Joseph Enoch Duveen (1814-1877) die het verdient om aan de vergetelheid ontstolen te worden, en wat is daarvoor een mooier moment dan nu, een week nadat de matseiwe, die “zijne dankbare kinderen” op Zeeburg hebben laten plaatsen, opnieuw aan het licht is gebracht?
Joseph Duveen werd op 5 juni 1814 te Meppel geboren. Zijn vader, die als economische vluchteling uit Duitsland kwam, werkte als smid en Joseph zette het bedrijf voort, tot hij in 1869 naar Amsterdam verhuisde. Hij was betrokken genoeg bij de plaatselijke Joodse gemeenschap om het aan de stok te krijgen met Opperrabbijn Jeremias Hillesum, maar daarin was hij beslist niet de enige. Nadat in 1864 zijn vrouw, Eva van Minden (1812-1864), stierf en in 1867 zijn vader, was er kennelijk niet veel meer wat hem aan Meppel bond. Ook zijn kinderen waren vertrokken: Betsy woonde eerst in Haarlem en Daarna in Den Haag; Jette trouwde met een smid, Woltje Eltjes, en kwam uiteindelijk in Amsterdam terecht – man en kinderen staan als Nederlands Hervormd in het bevolkingsregister; de beide zoons zochten en vonden hun fortuin in Engeland. Joseph hertrouwde nog, in 1869, met Riekje Turksma (1822-1900) uit Leeuwarden, die ook op Zeeburg rust, een flink eind noordelijker, aan de andere kant van het middenpad.
Een laatste opvallend bericht: in augustus 1888 kwamen de Duveen Brothers nog een keer terug naar Meppel “om het graf hunner moeder te bezoeken”. Zij strooiden daarbij royaal met geld, in porties van ƒ36,–. Blijkbaar was het ook toen gebruikelijk om een veelvoud van 18 aan te houden bij het doen van donaties.
Ik weet niet of daar nu nog iemand komt. Bij haar man op Zeeburg al een halve eeuw niet meer, of langer. Misschien moeten de Tate Gallery en het British Museum maar even in de buidel tasten om de zerk van Joseph Duveen weer op zijn voetstuk te laten zetten. Dan kunnen ze er meteen wat aandacht aan besteden.
- de afbeelding boven dit artikel is gevonden op Picryl, een public domain source
Beste Chana, het was werkelijk bijzonder om gisteren samen met jou samen deze Matseewa op Zeeburg te kunnen bezoeken. Ongetwijfeld komen we met jouw verhalen nog veel meer te weten hier op De Vrijdagavond over Joseph Duveen en zijn nazaten. En natuurlijk over al die andere graven die jij de komende tijd op Zeeburg gaat tegenkomen.