Toen de musea weer open mochten, konden we in het Rijksmuseum eindelijk de langverwachte slavernijtentoonstelling zien. Het is ontroerend en van grote betekenis dat deze zwarte bladzijdes uit onze vaderlandse geschiedenis uitgerekend in het Rijks zo open en eerlijk worden getoond. Ik was vooral erg onder de indruk van de keuze om Rembrandts Marten en Oopjen in deze context te tonen, omdat het contrast tussen de welvaart van deze Amsterdamse patriciërs en hun betrokkenheid bij de slavernij zo schrijnend zichtbaar wordt.
Het Amsterdam Museum toont de Gouden Koets na restauratie. Onweerlegbaar blijkt de decoratie op dit geschenk van de stad Amsterdam niet anders te interpreteren dan als een achterhaalde en onacceptabele verheerlijking van een koloniaal superioriteitsgevoel. Het is vooral daarom schokkend te ervaren hoe schril dit harde feit afsteekt bij de moeite die onze samenleving en onze gezagsdragers al tientallen jaren hebben om dit gewoon ruimhartig te erkennen en de Gouden Koets definitief tot museumstuk te verklaren.
Het Rijksmuseum en het Amsterdam Museum worden terecht geprezen om hun tentoonstellingen, die slechts de meest in het oog springende voorbeelden zijn van een veel bredere ontwikkeling. Maar er klinkt ook regelmatig een kritischer geluid: er zou onnodig politiek correct een kruisje gezet worden bij een door de overheid opgelegd diversiteitsbeleid. Het is een feit dat de overheid van musea verwacht dat we diversiteit en inclusie omarmen. Maar dat kan op veel manieren en het strekt de museale sector tot eer dat daarbij risicovolle thema’s en keuzes niet geschuwd worden. Dat bevestigt dat musea bij uitstek geschikt zijn als veilig podium voor dit soort complexe thema’s. Dat is broodnodig, in een tijd waarin verhitte discussies worden gevoerd over Black Lives Matter, Zwarte Piet en ons koloniale verleden met zijn nog steeds zichtbare symbolen in de openbare ruimte.
Ook vanuit het Joods Historisch Museum leveren wij een bijdrage aan het diversiteitsdebat met een kleine tentoonstelling onder de titel ‘Zijn joden wit?’. Daarin wordt de vraag gesteld waarom antisemitisme zo vaak ontbreekt in de discussies over racisme en andere vormen van discriminatie. De tentoonstelling bevat ook een oproep tot grotere onderlinge solidariteit tussen gediscrimineerde groepen en geeft uiting aan een veel gevoelde joodse frustratie dat hun solidariteit met de strijd tegen systemisch racisme lang niet altijd leidt tot wederkerigheid.
Waarom is een vergelijking van systemisch racisme met antisemitisme juist nu zo relevant? Onder meer omdat die laat zien hoe belangrijk het is dat de Nederlandse overheid eindelijk ruimhartig haar verantwoordelijkheid neemt en zich uitspreekt over wat er in het verleden rondom de slavernij allemaal is misgegaan. Op 26 januari 2020 bood premier Mark Rutte tijdens de Auschwitz-herdenking in het Wertheimpark namens de regering excuses aan voor de empathieloze naoorlogse behandeling van de kleine groep joden die de vernietigingskampen en de onderduik overleefden. Dat excuus werd door de joodse gemeenschap zeer gewaardeerd en laat onverlet dat de huidige regering natuurlijk geen directe verantwoordelijkheid draagt voor wat er toen is misgegaan. Een paar maanden later, op 4 mei benoemde Koning Willem-Alexander op de Dam het kwalijke zwijgen van zijn overgrootmoeder over de Jodenvervolging en ook die oprechte ontboezeming werd met grote bijval en waardering verwelkomd.
In dit licht is de wankelmoedige omgang van de regering met ons slavernijverleden niet meer te verdedigen. Maak daarom van Keti Koti op 1 juli zo snel mogelijk een jaarlijkse nationale herdenking van de slavernij en viering van de afschaffing daarvan. Wacht niet langer met een ruimhartig excuus namens de regering voor de misstanden rond de slavernij, ook al heeft deze regering daar natuurlijk geen actieve schuld aan. En besluit onmiddellijk om de Gouden Koets lekker in het Amsterdam Museum te laten staan en hem nooit meer te gebruiken. Daar hebben allen die nog de sporen van dat verleden met zich meedragen recht op en daarmee laat de nationale overheid meteen zien, dat het de verantwoordelijkheid voor diversiteitsbeleid niet alleen neerlegt bij de instellingen die subsidie ontvangen, maar dat het daarin zelf ook richtinggevend durft te zijn.
Dit artikel is gepubliceerd op de Opiniepagina van het Parool, 1 juli 2021. Met dank aan de redactie van het Parool voor herplaatsing. Beeld: Rijksmuseum, tentoonstelling Slavernij.
Geef als eerste een reactie