Parasja Balak
Parasja Balak met een sprekende ezel, allerlei vloeken en zegenspreuken, tot en met ‘wichelarijen’, zoals Dasberg het woord nachash vertaalt, lijkt behoorlijk op wat we in de boeken van Harry Potter tegenkomen. De parasja had, naar analogie van Harry Potter en the Sorcerers Stone, kunnen heten: Bilam and the Sorcerers Mountain, of Bilam and the talking Donkey. Toch is er (los van de herkomst van de beide teksten!) een aantal in het oog springende verschillen tussen Harry Potter en deze parasja. Zo is bij Harry Potter degene waarvan ‘de naam niet mag worden uitgesproken’ de zogenoemde ‘macht van het duister’. Binnen het Jodendom mogen we de naam van de Eeuwige ook niet uitspreken: maar die naam staat juist symbool voor rechtvaardigheid en chesed, barmhartigheid. Een cruciaal ander punt van verschil zien we in pasoek 24:1 van Bemidbar.
We lezen eerst over Bilam die van koning Balak de opdracht krijgt om Israël te vervloeken – ze als het ware moet betoveren zodat ze ten onder gaan. Maar elke keer als hij op het punt staat dat te doen, komt hij toch op zijn schreden terug. Eerst wijkt de ezel waarop hij rijdt van het pad af, want die ezel ziet dat een engel hem de weg versperd terwijl Bilam dat niet ziet. En daarna geeft Bilam, als een echte ziener, koning Balak de opdracht om offers te brengen terwijl hij zelf op een afstandje, op een kale vlakte, wacht op het woord van God dat tot hem komt. En telkens gaf dat Woord aan: je moet Israël niet vervloeken, je moet het juist zegenen.
De laatste keer vraagt koning Balak hem om, als hij Israël dan niet wilde vervloeken, het volk dan alsjeblieft ook niet te gaan zegenen. Het vervolg verloopt opeens net een beetje anders dan eerst. In Bemidbar 24:1 staat er: Bilam was tot het inzicht gekomen dat het volgens de Eeuwige goed was om Israël te zegenen en daarom ging hij niet zoals de vorige keren op wichelarijen, sorcery, nachashim, af, maar hij richtte zijn blik rechtstreeks op de woestijn. Daar waar het volk was! En daar op dat moment kwam de roeach elohiem, de geest van de Eeuwige over hem. Hij wist opeens wat ‘ie moest doen.
Tot dan toe was het een soort magie, een soort tovenarij, waardoor Bilam telkens tot inzichten kwam, zoals het volk in de woestijn ook in de eerste jaren telkens allerlei wonderen zag gebeuren. Maar op dit moment in het verhaal is Bilam als het ware zo gegroeid, dat hij van een heidense ziener die het moet hebben van toverkunsten, transformeert in een werkelijke profeet – die ziet wat het goede is.
Zien wat het goede is, is complexer dan wat we in Harry Potter of Disney films zien. Het goede komt doorgaans niet met een labeltje eraan onze kant op, maar is het gevolg van een vaak moeizame zoektocht van jaren waarbij we inzien dat wat goed leek soms beter vermeden had kunnen worden. En andersom. Wat ik mooi vind van parasja Balak, is dat deze ontwikkeling zichtbaar is. En dat onze omgeving vaak relevante signalen geeft over dat goede. Je hoeft ze alleen maar te zien.
Sjabbat sjalom.
Geef als eerste een reactie