Vijf jaar geleden, toen in de Nieuwe Kerk te Amsterdam het monumentale werk Calvary van Marc Chagall te zien was, heb ik daar – samen met een vriendin – eerst een half uur volkomen sprakeloos naar zitten kijken. Daarna hebben we nog een half uur voorzichtig met elkaar gesproken over wat we allemaal zagen. En toen was het genoeg voor de dag.
Sindsdien ben ik er heilig van overtuigd dat men voorzichtig moet zijn met zich bloot te stellen aan de schoonheid van het werk van Chagall. Ongeveer zoals men niet te dicht bij God moet komen, als men wil blijven bestaan. Een overzichtstentoonstelling van zijn werk? Niet doen!
En toch ben ik afgelopen vrijdag – samen met een goede vriend – naar Museum Krona in Uden getogen om de expositie Tussen werelden. Chagall & hedendaagse kunstenaars te zien. Dat ik er nog ben om het u te vertellen, reken ik tot de verdienste van de makers van de tentoonstelling, Joel Cahen, Ronit Eden en Wouter Prins. Door hun keuze om grote delen uit het oeuvre van Chagall te combineren met werken van hedendaagse kunstenaars uit Israël, de USA, Nederland en Turkije, hebben zij – in mijn ogen althans – het onmogelijke mogelijk gemaakt. Dus nu vind ik juist dat iedereen naar Uden moet.
Om nog iets aan verrassing voor u over te laten, ga ik het hier niet over Chagall hebben. Ik kies slechts twee kunstenaars uit, waarover ik u iets ga vertellen. Een derde – over wie ik graag had gesproken – verzwijg ik, in de hoop dat u nog nieuwsgieriger wordt.
Bij het binnentreden van de eerste ruimte ben ik meteen verkocht. Voor ons op de grond opent zich een wereld, waar we als vanuit de hemel op neer kijken. Binnen een opstaande rand van steen zijn drie in het wit geklede mannen, met pijes en gehaakte keppels, (Na Nach Nachma Nachman Me’uman!) bezig een spiegelbeeld van de hemel boven hen te schilderen. Wild, maar trefzeker. Met doodgewone muurverfrollers op een stok. Het lijkt een triviale bezigheid, maar als ze klaar zijn, zien wij (ziet de Eeuwige?) beneden ons een hemelgewelf, dat doet denken aan de schilderingen op de gewelven van katholieke kerken. De Breslauer chassidiem blijken dansende engelen. Zon en wind dansen mee, meer dan echt.
Het werk, dat op naam staat van Porat Salomon, verveelt niet snel. Als u er weer langs komt op weg naar een van de andere zalen, of naar buiten, is de kans groot dat u nog een keer blijft staan kijken.
Wat u verder gaat zien is aan u, en hoe snel u er voorbij loopt, tja, heb ik daar invloed op? Ik ga het toch proberen. Er is een bijkomstig voordeel: om ze alle drie te vinden, moet u het hele oppervlak van de tentoonstelling bewandelen. Ik bedoel de drie sculpturen van Menashe Kadishman, die er getoond worden. Kadishman kiest als medium roestig plaatstaal en knip daaruit silhouetten van menselijke gestalten, – moeders, in alle drie de gevallen – die zich in misschien wel de meest archtypische zin geplaatst zien op de grens tussen werelden. Die van leven en dood. Wat mij betreft is dit, zowel qua thematiek als qua beeldtaal, zonder meer het gelukkigste huwelijk dat de makers van deze tentoonstelling hebben geschadchend.
Graag was ik er met zo’n kleinood van schroot vandoor gegaan, maar daar stonden “wetten in de weg en practische bezwaren”. Bovendien wens ik oprecht dat u ervan gaat genieten. Doe het snel, u hebt nog tot 26 september – of tot de volgende lockdown.
Link: https://www.museumkrona.nl/nl/nu-te-zien/tentoonstellingen/tussen-werelden
Geef als eerste een reactie