Het overkomt me regelmatig. Een nieuwsbericht trekt voorbij. Kinderen die in Nederland opgroeiden dreigen te worden uitgezet naar een land waar ze nooit gewoond hebben en ik doe niets (of teken alleen een gemakzuchtige online petitie).
Ik hoor schreeuwen in het park en ik ga niet kijken of er iemand in nood is.
Een dakloze vraagt om geld en ik mompel dat ik geen cash heb.
Ik sluit me ervoor af. Niet zelden vraag ik me op zo’n moment af, of mijn houding nu precies dezelfde is als die van de meeste Nederlanders die niets deden in de oorlog?
‘Die herdenking op vier mei, daar heb ik niet zoveel mee’ zei iemand me ooit.
Ik was geschokt. Hoe kon je daar nu niets mee hebben? Tot ik me op een dag realiseerde dat de meeste Nederlanders geen indringende of spectaculaire verhalen over de oorlog aan hun kinderen doorgegeven hebben. Voor hen is de oorlog een onderwerp van het vak geschiedenis op school. Ze kennen geen joden, geen nabestaanden van slachtoffers of daders.
De oorlog, daarover lees je in de krant of zie je op tv in de eerste week van mei. En dat is het dan.
‘Is dat nu nog steeds nodig, dat herdenken?’ vroeg onlangs iemand mij. ‘Misschien is het goed om het verleden eens los te laten.’ Het was niet de eerste keer, dat ik deze verzuchting hoorde.
Het is een verzuchting die woede bij me opwekt. Moeten wij, nabestaanden van slachtoffers, dit alléén dragen, die last van de oorlog?
De meeste Nederlanders zaten niet in het verzet en waren ook geen lid van de NSB of de SS in de oorlog. De meeste Nederlanders deden niets. De reden voor deze passiviteit school deels in de angst voor geweld en intimidatie. Vast en zeker waren er ook velen die het eigenlijk wel eens waren met de Duitsers. En er was een groep die het misschien niet zoveel kon schelen.
De positie van de omstanders in de oorlog, daaraan besteden we doorgaans weinig aandacht. Dat is ook heel begrijpelijk. Het zijn geen heldhaftige, spectaculaire of emotionele verhalen.
Toch ben ik ervan overtuigd dat er onder de oppervlakte van het leven van omstanders ook schaamte en schuldgevoelens leefden of nog steeds leven. En dat het wegkijken ook is overgeleverd aan kinderen en kleinkinderen, die zich vervolgens afvragen of het niets eens afgelopen moet zijn met al dat ge-herdenk….
Nee, wees niet bang. Ik breng dit niet te berde uit medelijden met de arme omstanders.
Ik vind alleen dat we het gesprek in de samenleving moeten aangaan over wat samenleven eigenlijk inhoudt. Anders leer je immers niets van het verleden. En die taak, om er iets van te leren, is niet alleen weggelegd voor nabestaanden van slachtoffers en daders, maar voor iedereen.
Wat deed het met je als je uit het raam keek en zag dat je buren werden weggevoerd?
Hoe was het om op school te komen in een steeds leger klaslokaal?
Hoe spraken jullie thuis over de oorlog toen je hoorde dat mensen massaal waren vergast?
De kracht van de massa is in de oorlog in Nederland zeker niet benut. Het wegkijken, schouderophalen of angstig schuilen heeft mede het succes van de Holocaust in Nederland bepaald. Het collectieve trauma, dat schuilgaat in deze passiviteit, ligt nog onverwerkt vlak onder de oppervlakte. Het is tijd om dit bloot te leggen.
Het zou goed zijn om het gesprek in de samenleving hierover aan te gaan.
Jaarlijks herdenken we op de vierde mei en altijd weer zeggen we ‘nooit meer’. Maar voor dat ‘nooit meer’ zijn heel veel mensen nodig. Mensen die niet wegkijken en moed tonen wanneer het nodig is. En die woorden, richt ik in eerste instantie tot mezelf. Kom op, Minco!
Geef als eerste een reactie