Het is een heel oud gebruik om die feestelijk avond van het Pesachfeest waarop wij het verhaal vertellen over de slavernij in Egypte op een zeker moment eventjes de deur openen.
Dit doen wij in de hoop dat dan de Profeet Elijahoe binnen komt stappen als voorbode van de komende verlossing. Elk jaar weer opnieuw hopen wij op díe ontmoeting.
Het is oktober 1938. Het zijn sombere tijden voor Paula. Eerst wordt ze samen met haar vader, moeder en zusje halsoverkop door de nazi’s gedwongen naar Polen te vertrekken. Zo proberen de nazi’s zich te ontdoen van Joodse burgers van Poolse origine.
Na een angstwekkende reis, als Joden dwars door Nazi-Duitsland, staat de familie een aantal dagen later voor een gesloten Poolse grens. Ook Polen weigert Joodse burgers nog langer op te nemen. Voordat zij de trein terugnemen naar huis koopt vader voor de hongerige kinderen iets te eten. Eenmaal terug thuis is het angstig wachten op die klop op de deur. Wordt vader opgepakt en gevangengezet omdat ze niet naar Polen zijn vertrokken? Om nooit opgehelderde redenen komt die klop er niet. Maar een paar weken na haar thuiskomst wordt Paula wel op een andere vreselijke manier herinnerd aan de bedoelingen van de nazi’s. Op Kristallnacht wordt de sjoel in de straat waar zij woont, net zoals op vele andere plaatsen in Duitsland verwoest. Een paar dagen later durft Paula even de straat op te gaan. Op de stoep liggen de versplinterde restanten van de mooie gekleurde ramen van hun sjoel. Een klein stukje glas pakt zij op en neemt het mee naar huis.
Voor vader en moeder is nu wel duidelijk wat hen te doen staan. Moeder heeft een ontmoeting. Een ontmoeting met een haar tot nu onbekende dame. De niet-joodse Frau Truus Wijsmuller uit het Hollandse Amsterdam. Niet lang daarna krijgen Paula en haar zusje een koordje met een daaraan bungelend kaartje om hun hals gehangen. Op dat kaartje staat hun geboortedatum en het nummer dat bij hen hoort tijdens de reis onder leiding van de ‘Tante Truus’ naar het veilige Groot-Brittannië. Paula en haar zusje zijn twee van de 10.000 kinderen die deze dame, samen met anderen, in de periode direct na de Kristallnacht redde met deze Kindertransporten. De ontmoeting tussen moeder en deze heldin heeft Paula’s leven gered.
Onze geschiedenis staat vol van onverwachte ontmoetingen die grote gevolgen hadden zoals voor Paula.
Een ontmoeting van andere orde.
De nog jonge Frieda in Londen neemt het moeilijke besluit om haar zeven kinderen bij familie onder te brengen om haar eigen moeder op leeftijd in het verre Jeruzalem nog een keer te kunnen bezoeken. Samen was Frieda samen met haar moeder vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog gelukt Berlijn te ontvluchten om een veilig heenkomen in de Britse hoofdstad te vinden. Haar moeder had ervoor gekozen om haar latere jaren te gaan wonen in Jeruzalem.
Dit is aan het einde van de jaren vijftig van de vorige eeuw. Reizen in die tijd van het Londense Stamford Hill naar de Heilige Stad Jeruzalem was toen wat ingewikkelder dan tegenwoordig. Eerst met de trein en de boot naar Frankrijk. Daarna verder met de trein tot Parijs. Frieda loopt verloren rond op dat grote station in de Franse hoofdstad. De trein die haar naar de havenstad Marseille moet brengen vertrekt, dat blijkt nu, pas de volgende ochtend. Mistroostig gaat ze op een bank zitten. Frieda heeft geen idee waar ze in deze wildvreemde omgeving de nacht gaat doorbrengen. De Franse taal is zij niet machtig. Een vrouw ziet haar zitten en stapt op haar toe. Een niet-joodse dame.” Bonsoir madame, puis-je vous aider? Goedenavond mevrouw, kan ik u misschien ergens mee helpen?” Frieda kijkt haar vragend aan. Met handen en voeten legt de dame haar vraag uit aan Frieda en Frieda lukt het om haar probleem uit te leggen. Een uurtje later staat zij met haar koffer voor een keurig opgemaakt bed in een eenvoudig zolderkamertje. De volgende ochtend brengen de mevrouw en haar echtgenoot Frieda terug naar het station. ‘Weet je zeker dat je genoeg geld bij je hebt voor deze lange reis?’ De man heeft zijn portefeuille al in zijn hand. Frieda knikt verlegen. Door haar tranen heen zwaait ze vanachter het raampje naar deze bijzondere mensen. Wie zijn zij? Hoe kan zij ze ooit bedanken?
Deze ontmoeting is niet de enige ontmoeting voor Frieda tijdens die lange reis. In de haven van Marseille stapt zij aan boord van de boot die haar naar Haifa gaat brengen. Natuurlijk is zij opgewonden om na zoveel jaren haar moeder weer te zien, haar broers, neefjes en nichtjes en al die anderen die zij voor het laatst vóór de oorlog in Berlijn zag. Maar tegelijkertijd is zij vreselijk eenzaam. Zij mist haar man, zij verlangt naar de kinderen die voor haar nu aan het andere einde van de wereld lijken te zijn.
De boot danst op de golven. Frieda zit in een hoekje van het dek. Met haar Tehillim, haar psalmenboekje, op haar schoot, staart zij in de verte. Hoe zou het thuis gaan? Gaat haar man het redden, zoveel weken alleen? Krijgen de kinderen geen heimwee?
Hoe gaat zijzelf deze dagen op zee doorkomen? Morgenavond begint de sjabbat. Hoe moet dat hier, helemaal alleen? Dan ziet zij een groepje Joodse mannen langs lopen op het dek. Het zijn Chassidim, volgelingen van een van Chassidische Rebbes.
Een schaduw valt over haar heen. Ze kijkt op. Opnieuw zo een ontmoeting. Een voornaam uitziende dame, duidelijk een ‘Rebbetzen’, staat voor haar. Zij vraagt Frieda in het Jiddisch naar haar naam, waar ze vandaan komt en wat ze in Erets Jisraeel gaat doen. Zelf stelt zij zich voor als de Rebbetzen Taitelbaum, de echtgenote van een bekende chassidische Rebbe. Zij is samen met haar man de Rebbe ook op weg naar Erets Jisraeel. En zo nodigt de Rebbetzen Frieda uit voor een heel memorabele shabbos midden op de Middellandse Zee, ver weg van huis. Nog vele jaren later vertelt Frieda aan haar kinderen en kleinkinderen het verhaal van deze voor haar zo bijzondere ontmoetingen.
Frieda is er nooit achter gekomen wie dit bijzondere echtpaar in Parijs was. Het zag er niet naar uit dat zij zelf joods waren of ook maar enige binding hadden met iets van de Joodse gemeenschap. Uit zuiver menslievende overwegingen was de vrouw toegestapt op deze eenzame Frieda op het drukke station in het hart Parijs.
En zo was het ook met heldin Truus Wijsmuller. Toen zij vanuit Amsterdam direct na de Kristallnacht aan haar levensreddende taak begon had zij eigenlijk geen verbinding met de Joodse gemeenschap. Niet in Nederland en niet in Duitsland. Ze kende een paar Joden bij haar in de buurt maar daar hield het mee op. Waar zij wel van wist waren de krantenberichten over die afschuwelijke Kristallnacht. En ook had zij de Nederlandse minister-president op de radio horen verklaren dat de Nederland-Duitse grens hermetisch bleef afgesloten voor de Joods-Duitse vluchtelingen die in doodsangst hun land probeerden te ontvluchten. Truus nam prompt de trein naar Wenen om daar, met de nodige brutaliteit, nazi-chef Adolf Eichmann te ontmoeten. Dat was de eerste ontmoeting waar mee het Truus lukte 600 Joodse kinderen uit Oostenrijk mee te krijgen naar Engeland. Deze kinderen werden in de daaropvolgende maanden gevolgd werden door duizenden anderen. Allemaal door Tante Truus op de trein gezet en begeleid. Waaronder dus ook onze Paula.
Vorig jaar is Paula, op hoge leeftijd, overleden. Het kind dat gered werd door de ontmoeting van Truus Wijsmuller met Adolf Eichmann en als gevolg daarop de ontmoeting van haar moeder met Truus.
Enkele jaren geleden mocht ik Paula zelf ontmoeten, in haar Londense woning. Voor ons op tafel lagen drie dingen, drie stille getuigen. Een klein stukje groen gekleurd glas. Het stukje dat Paula als kind na de Kristallnacht van het trottoir bij de verwoeste sjoel had opgepakt. Een bruin papieren zakje. Het zakje waar in het eten had gezeten dat Paula’s vader voor hen had gekocht voordat zij huiswaarts keerden vanaf de gesloten Duits-Poolse grens. En een koordje waar een kaartje aanhing. Op dat kaartje stond haar geboortedatum, haar naam en het nummer 67/4501.
Van Paula, gered door die bijzondere ontmoetingen, hebben wij afscheid moeten nemen. Die drie stille getuigen, die nu hen plekje hebben gevonden in het huis van een van Paula’s kinderen, blijven hun boodschap uitdragen.
Ook wij kunnen zelf het initiatief nemen tot ontmoetingen. Onverwachte ontmoetingen. Ontmoetingen die lang niet altijd levensreddend hoeven te zijn. Maar die wel voor mensen in onze omgeving heel veel kunnen betekenen.
Eventjes doen wij op de Sederavond op Pesach de deur open. Maar een paar minuten. En dan hopen wij op die unieke ontmoeting met de Profeet Elijahoe. Of die ontmoeting dit jaar gaat plaats vinden? Wie weet. Wat we wel weten is dat wij erop worden gewezen dat we altijd hoop moeten koesteren op ‘de ontmoeting’. Een ontmoeting die verlossing en bevrijding teweeg kan brengen.
Ook deze Pesach valt in de tijd die zo onzeker is met nog steeds dat afschuwelijke virus dat over de wereld rondwaart.
Deze onzekerheid leidt voor veel mensen tot uitsluiting, zij komen hun huis niet uit, zij kunnen geen bezoek ontvangen. Maar juist voor hen zijn ‘ontmoetingen’ nu zo belangrijk! Misschien niet fysiek. Maar met onze moderne communicatiemiddelen is natuurlijk wel heel veel mogelijk. Een belletje, een mailtje. Heel veel kan.
Laten we denken aan de ‘ontmoetingen’ van die mevrouw in Parijs, van de Rebbetzen op de boot of van de moeder van Paula met Tante Truus Wijsmuller. En natuurlijk aan die grote ontmoeting die ons te wachten, wie weet, dit jaar Pesach, wanneer wij de deur openen om Elijahoe de Profeet binnen te laten.
Geef als eerste een reactie