In Ki Tisa – wat is uw bijdrage? (De Vrijdagavond 4 maart 2021) schrijft Robbert Baruch “dat er geen Nederlandse siddoer voor beginners is, zodat mensen zich prettiger voelen in sjoel, is een schande.”
Deze woorden brachten me terug naar december 1995 toen ik zat te knippen en plakken, toen nog met papier, schaar en plaksel, om een vrijdagavondsidoer samen te stellen voor de nieuwe joodse gemeente die in januari dat jaar haar eerste dienst hield in de ruime woonkamer van een bevriende psycholoog op de Spinozakade. Hoe mooi die straatnaam voor een gemeente in wording die de joodse wereld zou opschrikken net zoals Baruch de Spinoza dat deed in de 17de eeuw. Spinoza maakte de joodse wereld gek met zijn immanente godsbeeld (en zijn opstand tegen het benauwde joodse establishment van zijn tijd).
Ik knipte in kopiëren van de sidoer van Beit Simchat Torah, de gay/lesbian gemeente in New York, waarvan een van de leden, eveneens chazzan bij een Amsterdamse orthodoxe gemeente, zo vriendelijk was de kern van hun kabbalat sjabbatdienst te kopiëren zodat we een handzaam boekje konden klaarleggen voor onze nieuwsgierigen.
Dat knippen en plakken was nog niet zo eenvoudig… de teksten waren in drie talen. Hebreeuws, Engels en de transliteratie van het Hebreeuws.
Om die laatste twee koos ik deze sidoer voor de nieuwkomer in joods Nederland Beit Ha’Chidush (Huis van Vernieuwing). Want dankzij die New Yorkse sidoer ontdekte ik hoe heerlijk een sjabbatdienst kan zijn als je alles kan meelezen en meezingen.
In Nederland was het anders. Als er al wat in vertaling bijstond was dat een heel oubollig taalgebruik, alsof ik een gereformeerd gebedenboekje in m’n handen had. Taal die zover afstond van alles waarmee ik opgroeide in het progressief-humanistische milieu in Amsterdam, dat ik gevoel had in de wereld te stappen van mijn overgrootmoeder.
Het grootste verschil met New York was dat in Nederland alle rabbijnen mannen waren, je hoorde alleen mannenstemmen op de bima, voorzitters en bestuurders waren mannen, op een enkele vrouw na die verantwoordelijk was voor ‘echte’ vrouwenzaken als zorg of onderwijs.
De New Yorkers liepen twintig jaar voor. Zij voegden feministische en regenboogteksten toe, geleerde leden gaven de drashot en toen ik daar begin jaren negentig kwam, was een vrouw rabbijn. Ook ik knipperde even met mijn ogen: vrouwen met een tallis om (vaak mooi versierd) en een kipa op (in alle kleuren en modellen), het was even wennen. Maar het wende snel en voelde als een warm bad dat ik graag meenam naar Amsterdam.
Het was een warm bad voor onze nieuwkomers, meest seculiere joden die proefden aan een sjabbatavond. Vaak heel sceptisch in het begin, want ze waren net zo atheïstisch opgevoed als ikzelf.
Helaas, vanuit het ‘establishment’ (de gevestigden zowel liberaal als orthodox) keek men met dedain naar een sidoer met transliteratie. “Wij leren Hebreeuws” zei een zure LJG’er me toen ze onze sidoer bekeek. Een ander liberale wijsneus, die zelf net was teruggekeerd naar haar achtergrond, sprak me belerend toe “dit is geen stimulans om Hebreeuws te leren”. Neen zei ik, maar wel een stimulans om mee te doen en elke keer terug te komen.
Voor honderden mensen bleken deze toegankelijke diensten inderdaad een stap te zijn terug naar hun roots. Jodendom was niet alleen maar oorlog, angst, donker, verleden… maar een levendig heden dat wel degelijk traditie kon vervlechten met de verworvenheden van het vrije, moderne Westen.
Vele jaren later namen andere gemeentes in Nederland het over om fonetische teksten te gebruiken. Zelfs de orthodoxe NIK bracht, tot mijn verbazing en niet zonder een glimlach te onderdrukken, in 2013 en sjabbatsidoer uit met ‘met fonetische tekst, toelichting en praktische tips opdat men zich thuis voelt in sjoel, en zich onderdeel weet van de dienst. Dat is de boodschap van deze Tefilla, dit gebedenboek, dat op een geheel nieuwe leest is geschoeid.’
Precies zoals ik twintig jaar eerder bedacht. Nu nog vrouwen op de bima en de NIK is helemaal bij de tijd.
Om terug te komen op Baruchs hartekreet van vorige week, ik vermoed dat het de lange geschiedenis van secularisatie in ons land is die ervoor zorgt dat zo’n gering deel van de joden nog te zien is in sjoel.
Misschien is secularisatie wel een Hollandse uitvinding waar Baruch de Spinoza de grondslag voor legde. Een anti-religieuze stroming die wonderwel past bij de Hollandse aard en handelsgeest: direct, plat, en bot als het moet. Afkerig van alles dat ‘zweeft’, niet is ‘te bewijzen’ en niet in geld is uit te drukken.
Het jodendom in Nederland was al aardig aan het seculariseren toen de Duitsers begonnen met hun uitroeiingsprogramma. Hoe het gelopen was zonder dat succesvolle project uit de jaren ‘40-’45 weten we niet. De decimering van een volksdeel zorgde minstens vijftig jaar voor een slagschaduw waar betrokkenen moeilijk onderuit konden kruipen. Daarom begreep ik dat ik niemands traditie moest proberen te veranderen, want het kleine groepje overlevenden probeerde dapper hun vertrouwde jodendom voort te zetten. Iets nieuws ernaast zetten, ja dat kon wel zo vermoedde ik. Net zoals nu De Vrijdagavond zomaar, onafhankelijk en met vrije geest, uit het niets verschijnt in het joodse perslandschap…
Mooi stuk. Het NIK heeft de LJG inderdaad links ingehaald door fonetische tekst op te nemen in de sidoer. En dat binnen twee decennia na de Beit Ha’Chidush sidoer. Het schuift.