Ons Rode Kruis

Ik ben trots op mijn Nederlandse Rode Kruis. Het Rode Kruis liet de afgelopen jaren zien dat het wel degelijk over gevoeligheid voor de beleving van de Joodse gemeenschap beschikt. Aansluiting zoeken met de Joodse gemeenschap is de laatste 15 jaar een zichtbare prioriteit. Met als laatste wapenfeit de presentatie van het advies van de commissie Toekomst Joodse Raad Cartotheek tijdens een onlinebijeenkomst maandag 25 januari.  

Een commissie, ingesteld op verzoek van het Rode Kruis om te onderzoeken wat de beste bestemming zou zijn voor de Joodse Raad Cartotheek, wees het Nationaal Holocaust Museum aan als beste plek. De cartotheek is de personificatie van de vooroorlogse Joodse gemeenschap die grotendeels tijdens de Sjoa werd weggevaagd. Een museale opstelling in het Nationaal Holocaust Museum is van maatschappelijk belang en maakt de omvang van de moord op Joodse landgenoten ongenadig zichtbaar. De directie van het Rode Kruis nam het advies van de commissie integraal over. De Joodse Raad Cartotheek is eindelijk thuisgekomen.

Het zich verhouden tot de Joodse gemeenschap begon begin 2005. De net aangetreden directeur van het Nederlandse Rode Kruis, Cees Breederveld, was vers terug uit Azië, waar hij tussen het verwoeste leven van mensen op Sri Lanka had gelopen, de geur van de doden nog in zijn neus. Hij stond in de coulissen tijdens de landelijke inzamelingsactie voor de slachtoffers van de tsunami, samen met mij. Ik was in die tijd interim-voorlichter bij het Rode Kruis. Speciaal aangetrokken om het kantoor te bemannen terwijl de andere voorlichters hun werk deden in Indonesië, Sri Lanka en Thailand. Een bekende Joodse Nederlander liep op mij toe, vroeg wat ik hier deed, en ik stelde hem voor aan mijn ‘nieuwe baas’. “Het Rode Kruis, wat doe jij daar? Dat zijn toch allemaal antisemieten!” Cees Breederveld trok wit weg en ik voelde me schuldig, ik had hier op aangestuurd. Ik werkte met tussenpozes voor het Rode Kruis en ik ergerde me eraan dat niemand begreep waarom sommige Joden – ook op tv – zeiden dat ze nooit een cent aan het Rode Kruis zouden geven. Ik vond het Rode Kruis een goede organisatie die belangrijk werk deed, maar had wel veel moeite met dat gebrek aan historisch bewustzijn. Daar had ik het regelmatig over met het toenmalige hoofd oorlogsnazorg bij het Rode Kruis, Regina Grüter. We bedachten allerlei strategieën om daar wat aan te doen. Ik zag mijn kans schoon, die avond in de coulissen.

En het werkte. Cees Breederveld was gechoqueerd. Zijn Rode Kruis, die humanitaire organisatie die iedereen te hulp schoot, ongeacht religie, huidskleur et cetera, die had mensen in de steek gelaten. Hij wilde het naadje van de kous weten. Samen met Crescas organiseerde ik een bewustwordingsdag voor directie en bestuur in het Joods Historisch Museum. Dat hakte erin. Nog jaren later werd er over die dag gesproken binnen het Rode Kruis. De lessen van die dag beïnvloedden acties van het Rode Kruis, dat nu opkwam voor ongedocumenteerden, dat de Nederlandse regering onder druk zette om ervoor te zorgen dat uitgeprocedeerden recht hadden op bed, bad en brood. Dat tijdens de Gaza-oorlog naast hulp aan Palestijnen ook financiële hulp bood aan Israël. Dat haar personeel een filmpje liet zien waarin overlevenden van de kampen Rob Cohen en Frieda Menco hun verhaal deden en vertelden wat zij van het Rode Kruis vonden. Waarna velen lieten weten nu te begrijpen waar die agressie vandaan kwam die zij soms ervoeren bij Joodse kennissen. Dat het NIOD opdracht gaf onderzoek te doen naar het handelen van het Rode Kruis tijdens en direct na de Tweede Wereldoorlog. Dat het onderzoek in alle openheid presenteerde tijdens een bijeenkomst in De Balie waar iedereen welkom was. En waar iedereen het woord kon nemen. Dat in Jeruzalem, Haifa en Tel Aviv in gesprek ging met leden van de eerste generatie Nederlandse Joden, een presentatie liet geven van het onderzoek en zijn excuses aanbood.

Soms tref je gewoon de juiste man of vrouw op de juiste plaats. We zijn inmiddels zeventien jaar verder. Bij het Rode Kruis is sinds Cees Breederveld alweer een tweede directeur actief: Marieke van Schaik die Gijs de Vries heeft opgevolgd. Alle drie de directeuren hebben laten zien dat ze de ervaring en de pijn van de Joodse gemeenschap serieus nemen. Dat het gebrek aan hulp aan de Joodse gemeenschap tijdens de Tweede Wereldoorlog een ernstig falen was, dat ze altijd oog moeten hebben voor iedereen, juist voor degenen die zich iets buiten hun zichtveld bevinden en ook als het moeilijk is en je misschien maar heel weinig kan doen. Niet voor niets is in het nieuwe kantoor van het Rode Kruis de plaquette opgehangen met de uitspraak die Frieda Menco deed in het hierboven genoemde filmpje: “Het had waarschijnlijk niet veel uitgemaakt, zo’n pakket van het Rode Kruis (…). Maar het idee dat iemand in Nederland aan je dacht, ja, dat had verschil gemaakt.”

4 Comments

  1. Mooi stuk over Rode Kruis. Helend, ook ik ben opgevoed met ‘Rode Kruis liet ons in de steek’. Klopt, maar inzicht, verzoening, lering trekken kan altijd. Laat, zeker. Nooit te laat.

  2. Een goed gebalanceerd artikel over het Rode Kruis dat de eigen rol erkende en lering heeft getrokken en daarnaar heeft gehandeld. De inzet van de initiatiefnemers laat zien dat stappen zet helpt. Dank Karen en Regina voor de aanzet hiertoe.

  3. Goed om dit zo op een rijtje te zetten. Het Nederlandse Rode Kruis van nu heeft geleerd van de fouten van vroeger, en daar heb jij een handje bij geholpen.

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*